Sporen en graven uit de prehistorie en de Late Middeleeuwen langs de Rijksweg A50, Wolfheze: Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven en een Definitief Archeologisch Onderzoek

  • J.A.A. De Ridder (Creator)
  • Marcel Niekus (Contributor)

Dataset

Description

ADC ArcheoProjecten heeft in het kader van het project ‘verbreding A50 Valburg-Grijsoord’ een Inventariserend Onderzoek in de vorm van Proefsleuven (IVO-p) en een Definitief Archeologisch Onderzoek (DAO) uitgevoerd binnen de AMK-terreinen 15342 en 1109 (hierna Rijksmonument 527250 en 45958 genoemd). Tevens is onderzoek verricht op de tijdens eerder vooronderzoek onderscheiden vindplaatsen 1, 2 en 3. In het kader van het project verbreding A50 Valburg-Grijsoord zal, zoals de naam aangeeft, de Rijksweg A50 verbreed worden. Daarbij zullen aanpassingen aan de berm en het naastliggende talud plaatsvinden, die de archeologische waarden op de genoemde locaties dreigde te verstoren. De bevoegde overheid heeft daarom gesteld dat deze archeologische waarden onderzocht diende te worden. In eerste instantie door een proefsleuvenonderzoek (IVO-p) en indien behoudenswaardige archeologische resten aanwezig waren, door een opgraving (DAO). Tijdens het proefsleuvenonderzoek is op vindplaats 1 slechts één spoor aangetroffen, een mogelijke boomval, zonder verder begeleidend vondstmateriaal. Op vindplaats 2, waar het onderzoek vooral gericht was op het verzamelen van vondstmateriaal, werden o.a. diverse vuurstenen artefacten gevonden alsook neolithisch en middeleeuws aardewerk. Het voorgenomen proefsleuven op vindplaats 3 bleek als gevolg van de daadwerkelijke invulling van de voorgenomen ontwikkeling uiteindelijk niet noodzakelijk. Op de binnen de onderzochte Rijksmonumenten onderzochte zones konden twee locaties, verder aangeduid als locatie 1 en locatie 2, onderscheiden worden waar sprake was van behoudenswaardige resten. Op locatie 1 ging het daarbij om laat prehistorische bewoningssporen en op locatie 2 om een mogelijke randstructuur van een prehistorische grafheuvel alsook om een uit de Bronstijd daterend crematiegraf. Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek is voor vindplaats 2 alsook de binnen de Rijksmonumenten gelegen locatie 1 en 2 vervolgonderzoek geadviseerd. Dit advies is door de bevoegde overheid overgenomen. Tijdens dit onderzoek zijn op de binnen het Rijksmonument 45958 gelegen locatie 1 enkel sporen van de periferie van een laat prehistorische nederzetting of akkercomplex blootgelegd. Ook op locatie 2, gelegen binnen Rijksmonument 527250, zijn mogelijk prehistorische nederzettingsporen aangetroffen. Behalve een reeds tijdens het proefsleuvenonderzoek aangetroffen crematiegraf en de mogelijk randstructuur van een grafheuvel zijn verder geen sporen van prehistorische begravingen aangetroffen. Wel bleek op de locatie nog sprake te zijn van een restant van een laatmiddeleeuwse landweer. Op een steenworp afstand hiervan is vandaag de dag nog een schans zichtbaar in het landschap en zijn er nog andere landweren aanwezig. De op vindplaats 2 waargenomen sporen leken in eerste instantie geïnterpreteerd te kunnen worden als nederzettingssporen, maar bleken bij nadere analyse als natuurlijke fenomenen geduid te moeten worden. Wel werden diverse vuurstenen artefacten en fragmenten neolithisch aardewerk aangetroffen, die wijzen op een gebruik van de locatie in de late prehistorie, alsook sporen van een laatmiddeleeuwse landweer. Samenvattend kan gesteld worden dat de onderzochte terreinen overeenkomstig de verwachting in de periode van het Laat-Neolithicum tot en met het einde van de Vroege Bronstijd door de mens gebruikt zijn De binnen de beide Rijksmonumenten aanwezige grafheuvels vormen vandaag de dag de meest zichtbare overblijfselen daarvan. De bij deze graven behorende nederzettingen zijn tijdens het onderzoek niet aangesneden. Wel duiden de aangetroffen sporen en vondsten erop dat deze vermoedelijk in de directe nabijheid gezocht moeten worden. Op vindplaats 2 zijn behalve de genoemde laatmiddeleeuwse landweer vondsten aangetroffen die geassocieerd kunnen worden met het verdwenen dorp Oud-Wolfheze. De oorsprong daarvan wordt gedateerd in de 8e eeuw, waarna het dorp in de 17e eeuw verlaten werd. Betreft een vervolg op onderzoek 43878.
Date made available10-Nov-2015
PublisherEASY

Cite this