TY - BOOK
T1 - Affekt im Wandel
T2 - Antike Darstellung von Liebe und Zorn am Beispiel Medeas
AU - Stöppelkamp, Katrin
N1 - Relation: http://www.rug.nl/
Rights: University of Groningen
PY - 2011
Y1 - 2011
N2 - In mijn proefschrift onderzoek ik de beschrijving van emoties in de Griekse en Latijnse literatuur van de Klassieke, de Hellenistische en de Romeinse periode. Daarbij staat Medea in het middelpunt van de belangstelling. Mijn onderzoek concentreert zich op de beschrijving van Medea’s liefde en woede bij Pindarus (Pyth. 4), Euripides, Apollonios van Rhodos, Ovidius (Met. 7; Heroid. 6 en 12), Seneca en Valerius Flaccus.
Uit de vergelijking van deze teksten blijkt dat in de klassieke poëzie (Pindarus, Euripides) emoties in principe worden geaccepteerd, zolang ze gematigd zijn. Bij Apollonios, maar vooral bij Ovidius, Seneca en Valerius Flaccus worden de emoties echter veel negatiever beoordeeld.
Deze ontwikkeling is ook waar te nemen in de filosofie van die tijd. Bij Plato en Aristoteles gelden de begeerten en emoties niet principieel als kwaad; integendeel: ze zijn natuurlijk en zelfs noodzakelijk. Maar omdat ze de neiging hebben mateloos te worden, moet de mens zelfbeheersing bezitten. De Stoïcijnen daarentegen eisen de totale uitroeiing van de emoties, want ze zijn altijd, in elk stadium, oncontroleerbaar en excessief. Het is onmogelijk om ze in bedwang te houden.
Omdat ingrijpende veranderingen in de cultuur gewoonlijk niet beperkt zijn tot één enkel gebied, maar betrekking hebben op alle gebieden van het menselijke leven (zoals poëzie, kunst, religie, wetenschap en filosofie), zou mijn onderzoek tenminste één mogelijkheid kunnen bieden, om de karakteristieke fenomenen van het Hellenisme, dat over het algemeen als een fase van omwenteling geldt, beter te kunnen interpreteren.
AB - In mijn proefschrift onderzoek ik de beschrijving van emoties in de Griekse en Latijnse literatuur van de Klassieke, de Hellenistische en de Romeinse periode. Daarbij staat Medea in het middelpunt van de belangstelling. Mijn onderzoek concentreert zich op de beschrijving van Medea’s liefde en woede bij Pindarus (Pyth. 4), Euripides, Apollonios van Rhodos, Ovidius (Met. 7; Heroid. 6 en 12), Seneca en Valerius Flaccus.
Uit de vergelijking van deze teksten blijkt dat in de klassieke poëzie (Pindarus, Euripides) emoties in principe worden geaccepteerd, zolang ze gematigd zijn. Bij Apollonios, maar vooral bij Ovidius, Seneca en Valerius Flaccus worden de emoties echter veel negatiever beoordeeld.
Deze ontwikkeling is ook waar te nemen in de filosofie van die tijd. Bij Plato en Aristoteles gelden de begeerten en emoties niet principieel als kwaad; integendeel: ze zijn natuurlijk en zelfs noodzakelijk. Maar omdat ze de neiging hebben mateloos te worden, moet de mens zelfbeheersing bezitten. De Stoïcijnen daarentegen eisen de totale uitroeiing van de emoties, want ze zijn altijd, in elk stadium, oncontroleerbaar en excessief. Het is onmogelijk om ze in bedwang te houden.
Omdat ingrijpende veranderingen in de cultuur gewoonlijk niet beperkt zijn tot één enkel gebied, maar betrekking hebben op alle gebieden van het menselijke leven (zoals poëzie, kunst, religie, wetenschap en filosofie), zou mijn onderzoek tenminste één mogelijkheid kunnen bieden, om de karakteristieke fenomenen van het Hellenisme, dat over het algemeen als een fase van omwenteling geldt, beter te kunnen interpreteren.
KW - Proefschriften (vorm)
KW - Medea (mythologie)
KW - Grieks
KW - Latijn
KW - Bellettrie
KW - Emoties
KW - Klassieke Latijnse letterkunde
KW - Klassieke Griekse letterkunde
M3 - Thesis fully internal (DIV)
SN - 9789036751971
SN - 9789036751964
PB - [S.n.]
CY - [Groningen]
ER -