Abstract
Openhartoperaties gaan nog vaak gepaard met een bepaalde mate van postoperatieve longschade. Deze longschade wordt vaak toegeschreven aan het gebruik van de hart-longmachine. Methoden voor het kwantificeren van longschade zijn voornamelijk gelimiteerd tot het meten van fysiologische parameters of het meten van algemene ontstekings biomarkers. Longspecifieke biomarkers kunnen dan een aantrekkelijk alternatief zijn voor het kwantificeren van deze longschade.
In dit proefschrift is onderzocht of longschade biomarkers bruikbaar zijn voor het identificeren en kwantificeren van longschade na cardiothoracale chirurgie. Om deze vraag te beantwoorden zijn verschillende klinische onderzoeken uitgevoerd waarbij verschillende interventies zijn toegepast. Deze interventies hadden onder andere tot doel om postoperatieve longschade te reduceren, wat vervolgens meetbaar zou moeten zijn door een verlaging van longschade biomarkers in de bloedcirculatie.
We vonden inderdaad dat openhartchirurgie zonder het gebruik van een hart-longmachine (off-pump methode) resulteerde in minder postoperatieve longschade, en dat dit gereflecteerd werd door een lagere plasmaconcentratie van longschade biomarkers. Ditzelfde gold voor een studie waarbij intraoperatieve cell salvage werd toegepast tijdens openhartchirurgie.
Het gebruik van pulsatiele bloedstroom resulteerde echter niet in een meetbare verbetering van de postoperatieve longfunctie, wat ook weer gereflecteerd werd door longschade biomarkers.
Als conclusie kan gesteld worden dat longschade biomarkers kunnen dienen als surrogaat eindpunt voor de evaluatie van nieuwe chirurgische ingrepen en/of medische apparatuur in de setting van cardiothoracale chirurgie. Voor dit doeleinde is een panel van alveolaire type I en II longschade biomarkers samen met fysiologische parameters het meest informatief.
In dit proefschrift is onderzocht of longschade biomarkers bruikbaar zijn voor het identificeren en kwantificeren van longschade na cardiothoracale chirurgie. Om deze vraag te beantwoorden zijn verschillende klinische onderzoeken uitgevoerd waarbij verschillende interventies zijn toegepast. Deze interventies hadden onder andere tot doel om postoperatieve longschade te reduceren, wat vervolgens meetbaar zou moeten zijn door een verlaging van longschade biomarkers in de bloedcirculatie.
We vonden inderdaad dat openhartchirurgie zonder het gebruik van een hart-longmachine (off-pump methode) resulteerde in minder postoperatieve longschade, en dat dit gereflecteerd werd door een lagere plasmaconcentratie van longschade biomarkers. Ditzelfde gold voor een studie waarbij intraoperatieve cell salvage werd toegepast tijdens openhartchirurgie.
Het gebruik van pulsatiele bloedstroom resulteerde echter niet in een meetbare verbetering van de postoperatieve longfunctie, wat ook weer gereflecteerd werd door longschade biomarkers.
Als conclusie kan gesteld worden dat longschade biomarkers kunnen dienen als surrogaat eindpunt voor de evaluatie van nieuwe chirurgische ingrepen en/of medische apparatuur in de setting van cardiothoracale chirurgie. Voor dit doeleinde is een panel van alveolaire type I en II longschade biomarkers samen met fysiologische parameters het meest informatief.
Original language | English |
---|---|
Qualification | Doctor of Philosophy |
Awarding Institution |
|
Supervisors/Advisors |
|
Award date | 5-Apr-2017 |
Place of Publication | [Groningen] |
Publisher | |
Print ISBNs | 978-90-367-9568-5 |
Electronic ISBNs | 978-90-367-9567-8 |
Publication status | Published - 2017 |