@article{74742fd9215849f6a9c7b0a2b583bb46,
title = "Case note: ECLI:NL:HR:2018:424: Prejudici{\"e}le beslissing op voet art. 392 Rv. Stelsel faillissementswet; fixatiebeginsel; verificatie vorderingen uit overeenkomst of andere rechtsverhouding ontstaan na ingaan faillissement of surseance; precisering HR 19 april 2013, NJ 2013/291 (Koot/Tideman). Contractueel beding inzake schadevergoeding of boete.",
abstract = "Als uitgangspunt geldt dat het faillissement geen verandering brengt in bestaande wederkerige overeenkomsten en de daaruit voortvloeiende verbintenissen. Het verifi{\"e}ren van vorderingen die tijdens het faillissement ontstaan, mag echter niet in strijd komen met het fixatiebeginsel dat meebrengt dat verificatie van uit een bestaande overeenkomst ontstane nieuwe vorderingen uitsluitend mogelijk is indien en voor zover zij reeds besloten lagen in de rechtspositie van de schuldeiser zoals die bij het intreden van het faillissement bestond. Er is onvoldoende grond om het hiervoor overwogene te beperken tot vorderingen die voortvloeien uit een ten tijde van het intreden van het faillissement bestaande wederkerige overeenkomst. In HR 19 april 2013, NJ 2013/291 (Koot/Tideman) is niet bedoeld in andere zin te oordelen. De overwegingen in 3.6.1 en 3.7.2 van dat arrest zijn te ruim geformuleerd en hebben geen betrekking op een vordering die eerst tijdens faillissement ontstaat en waarvan de toelating in het faillissement in strijd zou komen met het fixatiebeginsel. Ook vorderingen tot betaling van schadevergoeding die tijdens het faillissement ontstaan, kunnen voor verificatie in aanmerking komen. Een dergelijke vordering kan als zodanig zijn neergelegd in een bij het ingaan van het faillissement bestaande overeenkomst tussen partijen of direct uit de wet voortvloeien. Een contractueel beding dat een partij (in geval van faillissement van haar wederpartij) aanspraak geeft op schadevergoeding of een boete, kan onder omstandigheden niet jegens de boedel worden ingeroepen op de grond dat het een onaanvaardbare inbreuk vormt op bepalingen of het stelsel van de Faillissementswet. Daarnaast kan de curator een beroep doen op matiging van een bedongen boete of op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.",
author = "F.M.J. Verstijlen",
note = "Oorspronkelijke serie: Nederlandse Jurisprudentie vol: 2018 no: 32/33 case no: ECLI:NL:HR:2018:424",
year = "2018",
language = "Dutch",
volume = "2018",
journal = "Nederlandse Jurisprudentie",
issn = "0165-0637",
publisher = "W.E.J. Tjeenk Willink",
number = "32/33",
}