Abstract
C. is levenslang gestraft en 29 jaar gedetineerd. Hij wordt niet beschouwd als gevaarlijk en heeft binnen de gevangenis een goede staat van dienst. C. geeft blijk van probleembesef en toont berouw, zo stellen gedragsdeskundigen. De rechter constateerde in 2013 dat de administratie in strijd met de rechtspraak van het EHRM en ‘buiten de schuld van de veroordeelde’ gedurende 26 jaar niets aan zijn resocialisatie heeft gedaan. Hierop is medio 2015 aan C. begeleid verlof toegestaan, maar niet dan nadat C. daartoe tweemaal de tussenkomst van de rechter had moeten inroepen.
Op 5 juli 2016 oordeelde de Hoge Raad dat het Nederlandse levenslangbeleid strijdig is met artikel 3 EVRM, het verbod van marteling dan wel inhumane of vernederende behandeling of bestraffing. Volgend jaar beoordeelt de Hoge Raad de situatie opnieuw. In dit artikel wordt betoogd dat het concrete perspectief van C. de lakmoesproef zou moeten zijn.
Op 5 juli 2016 oordeelde de Hoge Raad dat het Nederlandse levenslangbeleid strijdig is met artikel 3 EVRM, het verbod van marteling dan wel inhumane of vernederende behandeling of bestraffing. Volgend jaar beoordeelt de Hoge Raad de situatie opnieuw. In dit artikel wordt betoogd dat het concrete perspectief van C. de lakmoesproef zou moeten zijn.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 277-283 |
Number of pages | 7 |
Journal | Trema: Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht |
Volume | 39 |
Issue number | 8 |
Publication status | Published - Oct-2016 |