De logica van bewijslastverdeling (en wat het recht daar aan heeft)

H. Prakken

Research output: Chapter in Book/Report/Conference proceedingChapterAcademic

Abstract

Juridische claims moeten berusten op juridische gronden en die juridische gronden moeten toepasbaar zijn op grond van feiten. Dit klinkt eenvoudig maar iedere jurist weet dat de uitkomst van een rechtsgeding vaak afhangt van wie wat moet bewijzen. Het recht regelt dit middels de bewijslastverdeling. Doorgaans zegt men dat in het strafproces de bewijslast steeds bij het Openbaar Ministerie (OM) ligt vanwege het principe dat de verdachte is onschuldig tot tegendeel bewezen is, terwijl in het civiele geding de bewijslast over de partijen verdeeld kan worden. In dit artikel zal ik betogen dat de zaak subtieler ligt. Ook in het strafproces kan de bewijslast in bepaalde zin omkeren, en in het civiele proces kan de bewijslast op meerdere manieren verdeeld zijn over de partijen. Ik zal dit laten zien door een onderscheid tussen drie vormen van bewijslast uit het Anglo-Amerikaanse recht, namelijk 'burden of persuasion', 'burden of production' en 'tactical burden', op het Nederlandse recht toe te passen. Op het eerste gezicht lijkt dit vreemd omdat het Anglo-Amerikaanse procesrecht immers sterk verschilt van het Nederlandse. Toch zal ik betogen dat zo'n toepassing mogelijk is omdat het in essentie om een logisch onderscheid gaat. Ik zal met name laten zien dat met de Anglo-Amerikaanse begrippen bewijssituaties kunnen worden onderscheiden die niet door de Nederlandse wet onderscheiden worden terwijl dat logisch gezien wel zou moeten.
Original languageDutch
Title of host publicationAlles Afwegende..Bijdragen aan het Vijfde Symposium Juridische Argumentatie, Rotterdam 22 juni 2007
Editors E.T. Feteris, H. Kloosterhuis, H.J. Plug & J.A. Pontier
Place of PublicationNijmegen
PublisherArs Aequi
Pages321-326
Number of pages6
Publication statusPublished - 2007

Cite this