Een verarmde weduwe als sleutel tot een netwerk van zestiende-eeuwse eigenerfden en kloostermeiers

Richard Paping, G. Schansker, Knol E.

    Research output: Contribution to journalArticleAcademic

    Abstract

    In de zestiende eeuw kon men aansprakelijk worden gesteld voor het onderhoud van verarmde familieleden. De zorg voor armen werd dus, in elk geval ten dele, beschouwd als een zaak van de familie, zoals thans nog vaak het geval is in veel niet-westerse landen. Vermoedelijk moeten we dit zien als een teken dat het armenzorg-systeem in de provincie Groningen nog minder ontwikkeld was dan in de zeventiende en achttiende eeuw, toen de verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de armen steeds meer kwam te liggen bij de diaconie. Een mooi voorbeeld van de zestiende-eeuwse onderhoudsplicht van bloedverwanten is de zaak van de verarmde oude weduwe Anna op den Hoorn. Daarbij wordt overigens ook duidelijk dat dit onderhoud zeker niet altijd van harte ging, hoe rijk de familieden in dit geval ook waren.
    De hier behandelde familie was in de zestiende eeuw stevig geworteld in de welvarende Groninger ‘eigenerfdenstand’, en de leden waren meestal landbouwer op de grootste boerderijen van hun kerspel. Verschillenden waren actief als geconstitueerd redger. Vrijwel iedereen had eigenerfd grondbezit, al waren diverse personen ook wel actief als meier van grote kloosterboerderijen. Deze bedrijven van 100 en meer grazen konden tot grote welvaart leiden . Bij boedelscheidingen van eigenerfden kregen vaak verschillende gezinsleden eigendommen in de ouderlijke heerd. Die stukjes land konden lang in de familie blijven en vormen goede gidsfossielen voor familierelaties. Deze eigendommen, maar ook zakelijke geschillen van welvarende landbouwers, hebben betrekkelijk veel sporen in de archieven nagelaten.
    In de zeventiende eeuw waren de meeste familieleden grotere meiers of huurboeren, hoewel velen nog steeds stukjes land in eigendom hadden en enkelen sommigen nog steeds behoorden tot de steeds kleiner wordende groep eigenerfde Groninger boeren. Enkele familieleden ontleenden, ter onderscheid van naamgenoten, een familienaam aan hun woonplaats of ouderlijk huis zoals Op de Kruisstede of Knol, maar de meesten bleven nog lang bij het systeem van patroniemen. Ten slotte moet opgemerkt worden dat waar veel familieleden katholiek bleven na de reductie van 1594, er ook nogal wat in dit artikel behandelde verwanten de gereformeerde godsdienst toegedaan zijn of in een aantal gevallen doopsgezind waren. Duidelijk is dat de godsdienstige verschillen in het laatste kwart van de zestiende eeuw dwars door de families heen liepen.
    Original languageDutch
    Pages (from-to)84-139
    Number of pages56
    JournalGruoninga
    Volume2010
    Publication statusPublished - 2014

    Cite this