Abstract
In dit proefschrift wordt een vergelijkende corpusstudie naar het ontstaan van epistemische uitdrukkingen beschreven en geanalyseerd in relatie tot verschillende typen taalverandering, te weten lexicalisatie, grammaticaIisatie en pragmaticaJisatie. Vier casestudies uit het domein van epistemische modaliteit in de continentaal-Scandinavische talen, i.e. Deens, Noors en Zweeds,worden besproken. De case studies hebben betrekking op het modale (hulp)werkwoord MOETEN/MOGEN (Hoofdstuk 3), het epistemischlvraagpartikel MON 'ik vraag me af, het epistemische bijwoord MISSCHIEN (Hoofdstuk 4), en de discourse marker IK DENK (Hoofdstuk 5). Deze epistemische uitdrukkingen vorrnen een probleem voor traditionele analyses binnen grammaticalisatie studies omdat ze zich in het grensgebied tussen deze verschillende typen taalverandering bevinden.
In hoofdstuk 1 wordt het onderwerp van deze dissertatie gei'ntroduceerd en toegelicht. Epistemische modaliteit en verwante begrippen worden besproken en gedefmieerd birmen het overkoepelende domein van modaliteit. De geschiedenis en onderlinge relaties tussen de continentaal-Scandinavische talen worden beschreven. Het theoretisch kader waarbinnen het onderzoek is uitgevoerd, grammaticaiisatie studies, wordt zowel vanuit functioneel als generatief perspectief belicht.
In hoofdstuk 2 worden verschillende definities en beschrijvingen van lexicalisatie, grammaticalisatie, pragmaticaiisatie en (inter)subjectificatie besproken en vergeleken. De kembegrippen lexicalisatie, grammaticalisatie en pragmaticalisatie worden geherdefinieerd in een verenigd model van taalverandering. De convergerende en divergerende eigenschappen van de verschillende typen taalverandering bepalen de unieke kenmerken van lexicalisatie, grammaticalisatie en pragmaticalisatie, maar ook de grensgebieden tussen deze typen taalverandering.
Hoofdstuk 3 beschrijft de eerste casestudy naar het modale (hulp)werkwoord MOETEN/MOGEN. De verschillen en overeenkomsten wat betreft de semantische distributie en forrnele eigenschappen van MOETEN/MOGEN en de interactie tussen grammaticalisatie en (inter)subjectificatie in het ontstaan van modale en postmodale betekenissen staan centraal in dit hoofdstuk. Er zijn significante verschillen, zowel forrneel als semantisch, in de ontwikkeling van deze modalen in het Deens, Noors en Zweeds. De ontwikkeling van MOETEN/MOGEN voigt dezelfde welbekende tendensen in het ontstaan van modalen als voor cognaat modalen in andere Gerrnaanse talen. Oftewel. deze modalen kunnen verschillende modale en postmodale betekenissen uitdrukken en transfbrrneren geleidelijkaan van lexicaal werkwoord naar hulpwerkwoord.
De tweede casestudy wordt besproken in hoofdstuk 4 en heeft betrekking op de modale adverbia MON 'ik vraag me af en MISSCHIEN. Dit hoofdstuk concentreert zich met name op de status van intra-categoriale veranderingen, de overlap tussen lexicalisatie, grammaticalisatie en pragmaticalisatie, en de bijzondere syntactische eigenschappen van MON en MISSCHIEN. Zowel MON als MISSCHIEN kunnen het V2-principe schenden in declaratieve hoofdzinnen.
Original language | English |
---|---|
Qualification | Doctor of Philosophy |
Supervisors/Advisors |
|
Award date | 11-Oct-2012 |
Place of Publication | Groningen |
Publisher | |
Print ISBNs | 9789036757270 |
Electronic ISBNs | 9789036757263 |
Publication status | Published - 2012 |
Keywords
- Pragmatiek
- Scandinavische talen
- Grammaticalisering
- Lexicalisatie
- Modaliteit
- Scandinavische taal- en letterkunde