Abstract
De studie die hier voorligt bestaat uit drie delen. Daarin wordt een antwoord gezocht op de volgende twee vragen: (1) Welk individualiteitsconcept ligt aan Sartres filosofie ten grondslag in de verschillende fasen van zijn werk? (2) Welke zijn de consequenties van het door Sartre gehanteerde individualiteitsconcept voor de oplossing van het solipisismevraagstuk in zijn werk? In de Appendix op deze studie wordt de vraag beantwoord of een Sartriaanse ethiek mogelijk is. In deel I staat de vraag centraal welk individualiteitsconcept Sartre hanteert ter aanduiding van het transcendentale bewustzijn vanaf La transcendance (1936) tot en met L'etre et le néant (1943).
Zie: Samenvatting en conclusies
Original language | Dutch |
---|---|
Qualification | Doctor of Philosophy |
Supervisors/Advisors |
|
Publisher | |
Publication status | Published - 1984 |