TY - BOOK
T1 - Onderwijsvernieuwing en eigenaarschap
T2 - Evaluatie van een nieuwe werkwijze
AU - Vries, A.M. de
N1 - Relation: http://www.rug.nl/
date_submitted:2008
Rights: University of Groningen
PY - 2006
Y1 - 2006
N2 - Het onderzoek waarvan de resultaten in dit rapport beschreven zijn is een vervolg op
een voorgaand onderzoek. In het eerste onderzoek stond de relatie tussen de
gevolgde strategie en de opbrengst centraal, in dit tweede onderzoek stond het
eigenaarschap centraal. Onderwerp van beide onderzoeken is de ontwikkeling en
implementatie van een nieuwe werkwijze, genaamd: ict-rijk herontwerp tweede fase.
Een aantal ontwerpprincipes voor leren vormen het uitgangspunt voor de werkwijze:
‘Actief, zelfverantwoordelijk, levensecht, samenwerkend leren, ICT-rijk’.
De nieuwe werkwijze is ontwikkeld door scholen en APS samen, waarbij de scholen
een grote inbreng hebben gehad. Na een korte voorbereiding met op school T twee
weken werken volgens de nieuwe werkwijze en op school Z enkele experimentjes is
de uitvoering gestart in het schooljaar 2003-2004.
In de hoofdstukken 2 en 3 zijn de resultaten van het onderzoek op respectievelijk
school T en school Z weergegeven en in hoofdstuk 4 zijn de resultaten van beide
scholen naast elkaar geplaatst en is gezocht naar verklaringen voor verschillen. In
deze nabeschouwing worden een aantal bevindingen van beide cases geïntegreerd
behandeld. Er wordt nader ingegaan op zowel de ontwerpprincipes voor leren en
effecten daarvan (par. 5.2), het eigenaarschap (par. 5.3) als de relatie tussen
strategie en opbrengst waarover aan het eind een aantal hypothesen worden
geformuleerd (par. 5.4). De beschouwingen zijn gebaseerd op een persoonlijke
interpretatie van de resultaten door de zoeker. Tot slot worden in paragraaf 5.5 de
adviezen van betrokkenen om een dergelijke onderwijsinnovatie te doen slagen nog
eens op een rijtje gezet.
Omdat verschillen in werkwijze van de scholen en in de uitvoering van het onderzoek
een verklaring kunnen vormen voor de resultaten van de scholen worden die
verschillen nog eens samengevat weergegeven:
- op school T zijn met name de leermeesters verantwoordelijk voor het VOO
(vakoverstijgend onderwijs), op school Z zijn telkens twee vakgroepen
verantwoordelijk voor het prestatieleren
- op school T werd tijdens het onderzoek in het relevante 4-vwo vier dagdelen
per week aan VOO gewerkt (inmiddels drie dagdelen), op school Z werd in
het relevante 5-vwo één week per zeven weken prestatieleren aangeboden
- op school T is het onderzoek bijna driekwart jaar eerder uitgevoerd dan op
school Z en had men derhalve korter gewerkt volgens de nieuwe werkwijze
- op school T vulde 68% van de docenten een vragenlijst in, op school Z 33%
- op school T zijn de leermeesters met 29% vertegenwoordigd, op school Z zijn
de leermeesters, tevens werkmeester, met 46% vertegenwoordigd
Leermeesters zijn meestal wat positiever zo bleek uit ander onderzoek; zij
hebben bewust voor deze rol gekozen (de Vries, 2005)
- op school T hadden leerlingen die de evaluatie van de werkwijze als opdracht
gekozen hadden zelf een vragenlijst gemaakt waarbij de onderzoeker slechts
nog een paar vragen heeft kunnen inbrengen. Op school Z hebben de
leerlingen een vragenlijst van de onderzoeker ingevuld. Slechts een beperkt
aantal, maar wel essentiële vragen, vertoont overlap
- op school T konden uitgebreidere vragen over het eigenaarschap niet
opgenomen worden in de vragenlijsten omdat de externe begeleiders de
40
criteria voor eigenaarschap nog niet geformuleerd hadden. Op deze school
zijn echter tijdens interviews met leidinggevenden, docenten en leerlingen
uitgebreid vragen gesteld over onder andere eigenaarschap. Op school Z zijn
geen aanvullende interviews met docenten en leerlingen gehouden omdat de
projectleider, tevens lid van de schoollleiding, van mening was dat alle
informatie al bekend was, de school evalueert zelf na elke prestatieweek, en
ze docenten en leerlingen niet opnieuw wilde belasten.
AB - Het onderzoek waarvan de resultaten in dit rapport beschreven zijn is een vervolg op
een voorgaand onderzoek. In het eerste onderzoek stond de relatie tussen de
gevolgde strategie en de opbrengst centraal, in dit tweede onderzoek stond het
eigenaarschap centraal. Onderwerp van beide onderzoeken is de ontwikkeling en
implementatie van een nieuwe werkwijze, genaamd: ict-rijk herontwerp tweede fase.
Een aantal ontwerpprincipes voor leren vormen het uitgangspunt voor de werkwijze:
‘Actief, zelfverantwoordelijk, levensecht, samenwerkend leren, ICT-rijk’.
De nieuwe werkwijze is ontwikkeld door scholen en APS samen, waarbij de scholen
een grote inbreng hebben gehad. Na een korte voorbereiding met op school T twee
weken werken volgens de nieuwe werkwijze en op school Z enkele experimentjes is
de uitvoering gestart in het schooljaar 2003-2004.
In de hoofdstukken 2 en 3 zijn de resultaten van het onderzoek op respectievelijk
school T en school Z weergegeven en in hoofdstuk 4 zijn de resultaten van beide
scholen naast elkaar geplaatst en is gezocht naar verklaringen voor verschillen. In
deze nabeschouwing worden een aantal bevindingen van beide cases geïntegreerd
behandeld. Er wordt nader ingegaan op zowel de ontwerpprincipes voor leren en
effecten daarvan (par. 5.2), het eigenaarschap (par. 5.3) als de relatie tussen
strategie en opbrengst waarover aan het eind een aantal hypothesen worden
geformuleerd (par. 5.4). De beschouwingen zijn gebaseerd op een persoonlijke
interpretatie van de resultaten door de zoeker. Tot slot worden in paragraaf 5.5 de
adviezen van betrokkenen om een dergelijke onderwijsinnovatie te doen slagen nog
eens op een rijtje gezet.
Omdat verschillen in werkwijze van de scholen en in de uitvoering van het onderzoek
een verklaring kunnen vormen voor de resultaten van de scholen worden die
verschillen nog eens samengevat weergegeven:
- op school T zijn met name de leermeesters verantwoordelijk voor het VOO
(vakoverstijgend onderwijs), op school Z zijn telkens twee vakgroepen
verantwoordelijk voor het prestatieleren
- op school T werd tijdens het onderzoek in het relevante 4-vwo vier dagdelen
per week aan VOO gewerkt (inmiddels drie dagdelen), op school Z werd in
het relevante 5-vwo één week per zeven weken prestatieleren aangeboden
- op school T is het onderzoek bijna driekwart jaar eerder uitgevoerd dan op
school Z en had men derhalve korter gewerkt volgens de nieuwe werkwijze
- op school T vulde 68% van de docenten een vragenlijst in, op school Z 33%
- op school T zijn de leermeesters met 29% vertegenwoordigd, op school Z zijn
de leermeesters, tevens werkmeester, met 46% vertegenwoordigd
Leermeesters zijn meestal wat positiever zo bleek uit ander onderzoek; zij
hebben bewust voor deze rol gekozen (de Vries, 2005)
- op school T hadden leerlingen die de evaluatie van de werkwijze als opdracht
gekozen hadden zelf een vragenlijst gemaakt waarbij de onderzoeker slechts
nog een paar vragen heeft kunnen inbrengen. Op school Z hebben de
leerlingen een vragenlijst van de onderzoeker ingevuld. Slechts een beperkt
aantal, maar wel essentiële vragen, vertoont overlap
- op school T konden uitgebreidere vragen over het eigenaarschap niet
opgenomen worden in de vragenlijsten omdat de externe begeleiders de
40
criteria voor eigenaarschap nog niet geformuleerd hadden. Op deze school
zijn echter tijdens interviews met leidinggevenden, docenten en leerlingen
uitgebreid vragen gesteld over onder andere eigenaarschap. Op school Z zijn
geen aanvullende interviews met docenten en leerlingen gehouden omdat de
projectleider, tevens lid van de schoollleiding, van mening was dat alle
informatie al bekend was, de school evalueert zelf na elke prestatieweek, en
ze docenten en leerlingen niet opnieuw wilde belasten.
M3 - Book
BT - Onderwijsvernieuwing en eigenaarschap
PB - s.n.
ER -