Abstract
In Nederland hebben jonge automobilisten tussen de 18 en 24 jaar vier keer zoveel kans om bij een auto-ongeluk betrokken te raken als automobilisten tussen de 30 en 59 jaar. Er zijn in ons land twee, vergelijkbare trainingen die erop gericht zijn om jongeren meer bewust te maken van de risico’s in het verkeer, teneinde hun kans op een auto-ongeval te verkleinen. In dit rapport wordt een onderzoek naar de effecten van één van deze trainingen beschreven: TRIALS, the ultimate driving test. De effecten van TRIALS zijn van verschillende kanten belicht. Er is onderzocht hoe deelnemers en instructeurs over TRIALS oordelen. Ook de achtergrond, opleiding en training van de instructeurs komt aan bod. Daarnaast is de manier waarop TRIALS wordt gegeven een aantal keren geobserveerd. Tenslotte is er een vragenlijststudie gedaan, waarbij oordelen en gerapporteerd gedrag van TRIALS deelnemers werden vergeleken met oordelen en gerapporteerd gedrag van een andere groep jonge automobilisten (18 tot 30 jaar) die niet aan TRIALS hadden deelgenomen.
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat TRIALS goed in staat is om de juiste
doelgroep te benaderen. Deelnemers zijn zeer enthousiast over TRIALS en hebben over alle onderdelen een positief oordeel. Vooral de remoefeningen en het vrachtwagenonderdeel springen eruit in dit opzicht. Ook de TRIALS instructeurs zijn zeer enthousiast over TRIALS. Maar vooral de baaninstructeurs vinden de grootte van de groepen, en de bravoure van een aantal deelnemers minder positief.
De instructeurs van TRIALS blijken grofweg in drie groepen in te delen:
baaninstructeurs aangesloten bij de Advanced Driving School (ADS),
baaninstructeurs aangesloten bij het Verkeers Educatie Centrum (VEC), en
vrachtwagen- en lesinstructeurs. Binnen deze groepen vindt veel overleg plaats, maar tussen de groepen is weinig contact en overleg. Eén van de conclusies van het onderzoek is dan ook dat de onderlinge samenwerking tussen de instructeurs
verbeterd kan worden. Ook de consistentie, zowel tussen locaties als de wijze waarop een aantal onderdelen door verschillende instructeurs wordt gegeven, kan verbeterd worden. Er zijn vooral verschillen geconstateerd in de baanoefeningen en de feedback die tijdens de personenauto praktijkrit wordt gegeven.
De resultaten van de vragenlijststudie geven aan dat TRIALS niet leidt tot de
(gevreesde) systematische overschatting van technische rijvaardigheden door
deelnemers. Er is dus geen reden om te veronderstellen dat deelnemers aan TRIALS hun auto beter onder controle denken te hebben dan jonge automobilisten die niet aan TRIALS hebben meegedaan. Deelnemers geven aan dat ze veel bewuster met het verkeer om te gaan, maar uit dit onderzoek blijkt niet dat dit wordt vertaald naar een verandering in het (gerapporteerde) rijgedrag. Over het algemeen geven alle jonge automobilisten aan veilig verkeersgedrag te vertonen. TRIALS deelnemers geven aan iets sneller te rijden dan respondenten in een controlegroep. De absolute verschillen die zijn gevonden, zijn echter uiterst klein. In dit onderzoek kon alleen gebruik
worden gemaakt van een nameting, waarbij TRIALS deelnemers met een
controlegroep werd vergeleken. Op basis van socio-demografische kenmerken, zoals leeftijd, inkomens- en opleidingsniveau, verschilden de TRIALS deelnemers niet van de controlegroep, wat een indicatie is dat de groepen grotendeels vergelijkbaar zijn. Hierbij moet worden opgemerkt dat het goed mogelijk is dat de controlegroep niet op alle aspecten volledig vergelijkbaar is met TRIALS deelnemers, waardoor het lastig om de geringe verschillen die gevonden zijn volledig toe te schrijven aan het volgen van TRIALS. In het ideale geval had er zowel bij de TRIALS groep als bij de controlegroep, zowel een voor- als een nameting plaatsgevonden.
Op basis van het huidige onderzoek kan worden geconcludeerd dat TRIALS als een positieve en zinvolle dag wordt ervaren door de deelnemers, maar dat de gevonden verschillen, positief en negatief, tussen TRIALS deelnemers en controlegroep klein zijn. Omdat genoemde gedragseffecten gebaseerd zijn op zelfrapportage zouden schade- en ongevalstatistieken een goede maat kunnen zijn om de resultaten uit dit onderzoek te valideren. Daarnaast kunnen op basis van dit onderzoek geen conclusies worden getrokken over lange termijn effecten. Om hierover uitspraken te kunnen doen is het eveneens raadzaam de betreffende gegevens uit schade- en ongevalstatistieken te analyseren.
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat TRIALS goed in staat is om de juiste
doelgroep te benaderen. Deelnemers zijn zeer enthousiast over TRIALS en hebben over alle onderdelen een positief oordeel. Vooral de remoefeningen en het vrachtwagenonderdeel springen eruit in dit opzicht. Ook de TRIALS instructeurs zijn zeer enthousiast over TRIALS. Maar vooral de baaninstructeurs vinden de grootte van de groepen, en de bravoure van een aantal deelnemers minder positief.
De instructeurs van TRIALS blijken grofweg in drie groepen in te delen:
baaninstructeurs aangesloten bij de Advanced Driving School (ADS),
baaninstructeurs aangesloten bij het Verkeers Educatie Centrum (VEC), en
vrachtwagen- en lesinstructeurs. Binnen deze groepen vindt veel overleg plaats, maar tussen de groepen is weinig contact en overleg. Eén van de conclusies van het onderzoek is dan ook dat de onderlinge samenwerking tussen de instructeurs
verbeterd kan worden. Ook de consistentie, zowel tussen locaties als de wijze waarop een aantal onderdelen door verschillende instructeurs wordt gegeven, kan verbeterd worden. Er zijn vooral verschillen geconstateerd in de baanoefeningen en de feedback die tijdens de personenauto praktijkrit wordt gegeven.
De resultaten van de vragenlijststudie geven aan dat TRIALS niet leidt tot de
(gevreesde) systematische overschatting van technische rijvaardigheden door
deelnemers. Er is dus geen reden om te veronderstellen dat deelnemers aan TRIALS hun auto beter onder controle denken te hebben dan jonge automobilisten die niet aan TRIALS hebben meegedaan. Deelnemers geven aan dat ze veel bewuster met het verkeer om te gaan, maar uit dit onderzoek blijkt niet dat dit wordt vertaald naar een verandering in het (gerapporteerde) rijgedrag. Over het algemeen geven alle jonge automobilisten aan veilig verkeersgedrag te vertonen. TRIALS deelnemers geven aan iets sneller te rijden dan respondenten in een controlegroep. De absolute verschillen die zijn gevonden, zijn echter uiterst klein. In dit onderzoek kon alleen gebruik
worden gemaakt van een nameting, waarbij TRIALS deelnemers met een
controlegroep werd vergeleken. Op basis van socio-demografische kenmerken, zoals leeftijd, inkomens- en opleidingsniveau, verschilden de TRIALS deelnemers niet van de controlegroep, wat een indicatie is dat de groepen grotendeels vergelijkbaar zijn. Hierbij moet worden opgemerkt dat het goed mogelijk is dat de controlegroep niet op alle aspecten volledig vergelijkbaar is met TRIALS deelnemers, waardoor het lastig om de geringe verschillen die gevonden zijn volledig toe te schrijven aan het volgen van TRIALS. In het ideale geval had er zowel bij de TRIALS groep als bij de controlegroep, zowel een voor- als een nameting plaatsgevonden.
Op basis van het huidige onderzoek kan worden geconcludeerd dat TRIALS als een positieve en zinvolle dag wordt ervaren door de deelnemers, maar dat de gevonden verschillen, positief en negatief, tussen TRIALS deelnemers en controlegroep klein zijn. Omdat genoemde gedragseffecten gebaseerd zijn op zelfrapportage zouden schade- en ongevalstatistieken een goede maat kunnen zijn om de resultaten uit dit onderzoek te valideren. Daarnaast kunnen op basis van dit onderzoek geen conclusies worden getrokken over lange termijn effecten. Om hierover uitspraken te kunnen doen is het eveneens raadzaam de betreffende gegevens uit schade- en ongevalstatistieken te analyseren.
Original language | Dutch |
---|---|
Place of Publication | Groningen |
Publisher | Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen |
Number of pages | 68 |
Publication status | Published - Nov-2008 |