Osteochondritis deformans juvenilis coxae ; ziekte van Legg-Calvé-Perthes

Theodorus Willem Beeker

    Research output: ThesisThesis fully internal (DIV)

    1149 Downloads (Pure)

    Abstract

    SAMENVATTING In deze dissertatie worden naar aanleiding van de resultaten van de behandeling van 55 patientjes, lijdende aan een osteochondritis deformans juvenilis coxae een aantal aspecten van deze ziekte nader in beschouwing genomen. In de inleiding (Hoofdstuk 1) wordt gewezen op de sterke mate, waarin de patient door deze ziekte invalide gemaakt wordt. Bijna alle patienten kunnen na hun dertigste jaar geen zwaar lichamelijk werk meer verrichten. Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de historie. Omstreeks 1900 werd door het invoeren van de r6ntgenfoto een heupafwijking sneller herkend. In 1910 hebben Legg, CalvC en Perthes uit de groep, welke doorging onder de naam arthritis deformans juvenilis een apart ziektebeeld afgezonderd. In de jaren hierna werd steeds meer over de röntgenologie, de macroscopische anatomie bekend. Vele artikelen werden op grond van enige gevallen aan de bespreking van de aetiologie gewijd. Na 1930 werd de belangstelling voor de therapie steeds groter. Na 1945 werden nog verschillende gegevens over genetica, kliniek, biochemie toegevoegd. Vergelijkende series betreffende meerdere behandelingen werden gepubliceerd evenals resttoestanden. Hoofdstuk 3 bespreekt in het kort voor de geinteresseerde collega de hoofdzaken van de anatomie. Speciale aandacht wordt aan de vaatvoorziening gegeven. Hoofdstuk 4 houdt zich bezig met de physische gegevens, welke voor het bestuderen van de aetiologie van belang zijn. De constructie van he t heupge~rxicht (kraan), de erop werkende krachten, de toelaatbare belasting worden besproken. Hoofdstuk 5 bevat algemene gegevens over de ziekte, zoals deze in de literatuur vermeld worden. Leeftijden, type kind, geslacht, duur van de klachten, bloeduitsla- --en en dergelijke worden vermeld, Hoofdstuk 6 geeft een omschrijving van het ziektebeeld. Het cyclische karakter: partiele of totale necrose van de epiphyse gevolgd door totaal herstel met echter een blijvende vervorming van de heupkop is kenmerkend voor deze ziekte. De verscheidene stadia worden vermeld, volgens welke het proces op de röntgenfoto te volgen is. Hoofdstuk 7 beschrijft he t degeneratiestadium. De klachten, de klinische verschijnselen, de afwijkingen op de rontgenfoto worden vermeld evenals de microscopie, zoals deze laatste in de literatuur wordt beschreven. Hoofdstuk 8 geeft, voor zover aanwezig, de bijzonderheden van he t regeneratiestadium. Hoofdstuk 9 geeft een overzicht over de aetiologie. De verschillende theoriën passeren de revue. Het blijkt, dat geen enkele theorie in staat is om de waargenomen verschijnselen afdoende te verklaren. Naar de mening van de schrijver maakt de theorie van de vermoeidheidsfractuur de meeste kans de juiste te zijn. Tenslotte worden nog een aantal experimenten vermeld. Deze werden in de loop der jaren verricht met het doel de oorzaak van de osteochondritis op te sporen. Hoofdstuk 10 geeft een overzicht over de behandeling. Het blijkt, dat direct na 1910 weinig aan de behandeling werd gedaan. Pas na 1930 wordt de behandeling naar het eerste plan gehaald. Voorop staat de mening van alle schrijvers, dat de "weke" heupkop tegen vervorming beschermd moet worden. In zeer vele klinieken geschiedt dit door middel van een beugel. Enkele klinieken zijn in staat de kinderen enige jaren op te nemen, de heup lang te ontlasten en intussen onderwijs te la-' ten genieten. Uit de literatuur wordt duidelijk, dat dit de beste behandeling is. Hoofdstuk 11 behandelt een onderzoek ingesteld naar resttoestanden. Uit het archief materiaal van het Dr. A. Matthijsen Hospitaal te Utrecht en uit dat van de Inspectie der Militair Geneeskundige Dienst kon een groep van 80 patienten geselecteerd worden. Daar vele gegevens niet meer achterhaalbaar waren werd volstaan met het meten van de caput-indices. Het blijkt, dat 3070 der heupen een goed eindresultaat verkreeg 4070 werd matig en eveneens 30% slecht. De indruk werd verkregen, dat de behandeling weinig invloed op het eindresultaat had. Hoofdstuk 12 geeft in het kort de ziektegeschiedenissen van 55 patientjes uit de Groninger Chirurgische Universiteitskliniek. Op alle eerste foto's werden de indices bepaald en vervolgens ieder jaar tot aan het eind der behandeling (in enkele gevallen nog veel langer). Gegevens omtrent leeftijd, geslacht, duur der klachten, soort .en duur der therapie worden vermeld. De gemiddelde leeftijd was 6 jaren. De verhouding jongens-meisjes 3,6 : 1. Het percentage dubbelzijdige gevallen was ruim 10 %. In het condensatiestadium werden 45 gevallen voor het eerst gezien, de rest in het fragmentatiestadium. De duur van de klachten varieerde van 2, dagen tot een jaar. De duur van de behandeling varieerde van 18 tot 48 maanden. 34 patientjes werden met een Thomas beugel behandeld, de overigen met bedrust al of niet met gipsverband. De resultaten van de behandeling werden beoordeeld naar het quotient van zieke en gezonde heup. Merkwaardigerwijze stemmen de resultaten met die uit het vorige hoofdstuk overeen. Over het algemeen wordt 30% goed, 40% matig en 30% slecht. De indruk wordt verkregen, dat met het stijgen van de jaren waarop de heupaandoening optreedt de resultaten slechter worden. Zij waren bij de meisjes en bij de dubbelzijdige gevallen slechter dan van he t gemiddelde. Door het stelselmatig meten van de collum-diaphyse hoek (op verschillende wijzen) om de graad van een aanwezige coxa vara of valga te kunnen nagaan, wordt de indruk verkregen, dat alle Perthes heupen valgus heupen zijn. De mate van valgus schijnt bepalend te zijn voor de prognose. Hoofdstuk 13 geeft een nabeschouwing. De os teochondritis deformans j uvenilis coxae kan worden opgevat als een vermoeidheidsbreuk, welke door te weinig rust en te hoge druk te traag geneest, zodat een vervorming overblijft. SUMMARY An extensive summary of this study wil1 appear in a Dutch journal for surgery in 1965. The results of ambulant treatment (Thomas-splint) of 55 children with osteochondrosis of the hip were studied. According to the caput indices they were 30% good, 40% fair and 30% poor. Some evidence was obtained, that the results were related to the valgus position of the hip.
    Original languageDutch
    QualificationDoctor of Philosophy
    Awarding Institution
    • University of Groningen
    Award date3-Mar-1965
    Publisher
    Publication statusPublished - 1965

    Cite this