Abstract
De scillabol is reeds minstens 3500 jaar in gebruik als geneesmiddel, onder meer ook voor ziektegevallen, die op een onvoldoende werking van het hart berusten. In onze 'Gouden Eeuw' werd door Boerhaave het gebruik van de zeeajuin sterk aanbevolen tegen oedemen, wegens het grote diuretische effect. In 1780 ontdekte Home bij de toediening van scilla tegen hydrops voor het eerst de werking van dit medicament op het hart. Later werd de scilla verdrongen door digitalispraeparaten, tot in 1918 Mendel het gebruik ervan weer invoerde. Toen het dan ook enige jaren later aan Stoll en Suter gelukte om de glucosiden uit de scillabol, die verantwoordelijk zijn voor de werking op het hart, te isoleren, was dit voor vele klinici aanleiding om dit zuivere praeparaat, dat scillareen genoemd werd, bij hun patiënten voor te schrijven. De resultaten, die met deze glucosiden werden verkregen, waren zeer wisselend, zodat de mededelingen, die over het gebruik verschenen, vaak tegenstrijdig waren. Wel werd opgemerkt dat scillareen soms hielp bij patiënten die op digitalisbehandeling niet reageerden.
Teneinde de werking van de scillaglucosiden op het hart nu nauwkeuriger te analyseren heb ik een proefondervindelijk onderzoek gedaan. Hierbij maakte ik gebruik voornamelijk van kikvorsen; echter ook van enige konijnenharten. De kikkerharten bestudeerde ik zowel in situ, met dubbele suspensie en snaargalvanometer, als bij het geïsoleerde en doorstroomde hart. De konijnenharten onderzocht ik bij overlevering daarvan in het doorstromingstoestel van Langendorff. Verder deed ik met het paeparaat volgens Laewen-Trendelenburg onderzoek naar de werking, die deze glucosiden op de bloedvaten hebben.
Zie: Samenvatting
Original language | Dutch |
---|---|
Qualification | Doctor of Philosophy |
Award date | 21-Jun-1946 |
Place of Publication | Groningen |
Publisher | |
Publication status | Published - 1946 |