Samenvatting
Deze dissertatie rapporteert over een onderzoeksproject naar verschillen tussen eentalige Duitsers en tweetalige Friezen, Duitsers en Nederlanders wat betreft algemeen cognitief functioneren en lexicale productie. Daarbij keken we naar volwassenen van middelbare leeftijd en ouderen. Cognitief functioneren werd gemeten met een task-switching test en lexicale productie met een verbal fluency test.
De task-switching test liet zien dat de tweetaligen een grotere mentale flexibiliteit hadden dan eentalige proefpersonen. Dit voordeel werd veroorzaakt door de prestaties van ouderen. De leeftijd waarop men tweetalig was geworden, het aantal jaren dat men twee talen had gesproken, en het taalvaardigheidsniveau in de tweede taal speelden geen rol in de grootte van dit effect. In de verbal fluency test deden de Friese, vroeg-tweetaligen, nergens onder voor de eentaligen, misschien doordat Fries en Nederlands veel woorden gemeen hebben. Op het onderdeel letter fluency presteerden de ouderen zelfs beter dan eentalige leeftijdsgenoten, wat mogelijk duidt op betere zoekstrategieën.
Mede gezien de tegenstrijdige resultaten uit eerdere studies moeten we deze resultaten echter voorzichtig interpreteren en niet generaliseren naar andere groepen tweetaligen. Bovendien kunnen allerlei factoren, zoals immigratiestatus, resultaten in groepsstudies verstoren. Daarom benadrukken we het belang van de correlatie die we vonden tussen de mate van taalbalans en mentale flexibiliteit binnen onze groep vroeg-tweetalige Friezen. Studies die zich richten op effecten van taalgerelateerde factoren binnen een homogene populatie lijken in de toekomst dan ook het meest geëigend om meer helderheid te verschaffen over de kwestie van eventuele cognitieve voordelen van tweetaligheid.
De task-switching test liet zien dat de tweetaligen een grotere mentale flexibiliteit hadden dan eentalige proefpersonen. Dit voordeel werd veroorzaakt door de prestaties van ouderen. De leeftijd waarop men tweetalig was geworden, het aantal jaren dat men twee talen had gesproken, en het taalvaardigheidsniveau in de tweede taal speelden geen rol in de grootte van dit effect. In de verbal fluency test deden de Friese, vroeg-tweetaligen, nergens onder voor de eentaligen, misschien doordat Fries en Nederlands veel woorden gemeen hebben. Op het onderdeel letter fluency presteerden de ouderen zelfs beter dan eentalige leeftijdsgenoten, wat mogelijk duidt op betere zoekstrategieën.
Mede gezien de tegenstrijdige resultaten uit eerdere studies moeten we deze resultaten echter voorzichtig interpreteren en niet generaliseren naar andere groepen tweetaligen. Bovendien kunnen allerlei factoren, zoals immigratiestatus, resultaten in groepsstudies verstoren. Daarom benadrukken we het belang van de correlatie die we vonden tussen de mate van taalbalans en mentale flexibiliteit binnen onze groep vroeg-tweetalige Friezen. Studies die zich richten op effecten van taalgerelateerde factoren binnen een homogene populatie lijken in de toekomst dan ook het meest geëigend om meer helderheid te verschaffen over de kwestie van eventuele cognitieve voordelen van tweetaligheid.
Originele taal-2 | English |
---|---|
Kwalificatie | Doctor of Philosophy |
Toekennende instantie |
|
Begeleider(s)/adviseur |
|
Datum van toekenning | 12-nov.-2015 |
Plaats van publicatie | [Groningen] |
Uitgever | |
Gedrukte ISBN's | 978-90-367-8361-3 |
Elektronische ISBN's | 978-90-367-8360-6 |
Status | Published - 2015 |