Samenvatting
De Raad stelt voorop dat met zijn uitspraak van 25 februari 2009 in rechte is komen vast te staan dat appellante vanaf 3 mei 2004 geen recht had op een ZW-uitkering, vanaf 18 september 2002 geen recht had op een WAO-uitkering en vanaf 28 april 2004 geen recht had op een TW-uitkering en dat zij de over de periode van 1 juni 2004 tot en met 26 september 2004 onverschuldigd betaalde ZW-uitkering, de over de periode van 18 september 2002 tot en met 30 september 2005 onverschuldigd betaalde
WAO-uitkering en de over de periode van 28 april 2004 tot en met 30 september 2005 betaalde TWuitkering moest terugbetalen.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, brengt dit echter niet mee dat de schending van de inlichtingenverplichting waarop die intrekkingsbesluiten zijn gebaseerd in een geding dat betrekking heeft op een verzoek om af te zien van verdere terugvordering, zonder meer een vaststaand gegeven is. Ook in dat kader kan appellante de inlichtingenverplichting in volle omvang betwisten. Zoals de Raad
eerder heeft geoordeeld, onder meer in zijn uitspraak van 18 juli 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AY5576 , ziet de rechtskracht van een intrekkings- of herzieningsbesluit uitsluitend op de met dat besluit tot stand gebrachte rechtsgevolgen en niet op de daaraan ten grondslag gelegde oordelen van feitelijke en juridische aard, zoals de beoordeling van de inlichtingenverplichting in dit geval. Daarbij maakt het geen verschil of ten vervolge op de in rechte onaantastbare besluiten tot intrekking en terugvordering, het opleggen van een boete of het afzien van verdere
terugvordering aan de orde is.
WAO-uitkering en de over de periode van 28 april 2004 tot en met 30 september 2005 betaalde TWuitkering moest terugbetalen.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen, brengt dit echter niet mee dat de schending van de inlichtingenverplichting waarop die intrekkingsbesluiten zijn gebaseerd in een geding dat betrekking heeft op een verzoek om af te zien van verdere terugvordering, zonder meer een vaststaand gegeven is. Ook in dat kader kan appellante de inlichtingenverplichting in volle omvang betwisten. Zoals de Raad
eerder heeft geoordeeld, onder meer in zijn uitspraak van 18 juli 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AY5576 , ziet de rechtskracht van een intrekkings- of herzieningsbesluit uitsluitend op de met dat besluit tot stand gebrachte rechtsgevolgen en niet op de daaraan ten grondslag gelegde oordelen van feitelijke en juridische aard, zoals de beoordeling van de inlichtingenverplichting in dit geval. Daarbij maakt het geen verschil of ten vervolge op de in rechte onaantastbare besluiten tot intrekking en terugvordering, het opleggen van een boete of het afzien van verdere
terugvordering aan de orde is.
Originele taal-2 | Dutch |
---|---|
Aantal pagina's | 5 |
Tijdschrift | Rechtspraak Sociale Verzekeringen |
Status | Published - 2016 |