Case note: ECLI:NL:CRVB:2016:4487: AB 2017/185

Onderzoeksoutput

6 Downloads (Pure)

Samenvatting

De Raad ziet in de wetsgeschiedenis van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de WWB en PW geen enkel aanknopingspunt voor een gerechtvaardigd verschil in behandeling van samenwonende bloedverwanten in de tweede graad en andere ongehuwd samenwonenden, indien er bij één van hen sprake is van zorgbehoefte. Veeleer zijn er aanwijzingen voor het tegendeel.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de PW, voor zover de uitzondering wegens het bestaan van een zorgbehoefte is beperkt tot bloedverwanten in de tweede graad, wegens strijd met artikel 26 van het IVBPR buiten toepassing dient te worden gelaten. Aangezien het college het bestreden besluit op deze bepaling heeft gebaseerd kan dit besluit in rechte geen stand houden.
Originele taal-2Dutch
ArtikelnummerAB 2017/185
TijdschriftAB Rechtspraak Bestuursrecht
Volume2017
Nummer van het tijdschrift22-23
StatusPublished - 2017

Rechtszaken

Gerechtelijke instantieCentrale Raad van Beroep
Datum uitspraak06/12/2016
ECLI IDECLI:NL:CRVB:2016:4487
Case number22-23

Citeer dit