Case note: ECLI:NL:CRvB:2017:2263: USZ 2017/295

Onderzoeksoutput

Samenvatting

Appellant is geïndiceerd voor een ZZP 3ZGaud. Hij woont sinds 2007 in een Thomashuis en financiert dat met een pgb. In geschil is de verlaging van het pgb voor 2013 met 5% ten opzichte van 2012. De staatssecretaris van VWS heeft in een brief van 4 december 2012 uitdrukkelijk en ondubbelzinnig toegezegd dat de bewoners van pgb-gefinancierde kleinschalige woonvoorzieningen, waaronder de bewoners van Thomashuizen, in 2013 van de voorgenomen afbouw van 5% uitgezonderd zullen zijn en daarom een volledige budgetgarantie zullen behouden. In art. 2.6.6a lid 1 onder b Rsa is deze toezegging slechts nagekomen voor verzekerden met een zorgzwaartepakket VV. Bewoners van Thomashuizen komen, gelet op de aard van hun beperkingen, niet in aanmerking voor een indicatie voor een zorgzwaartepakket VV. Dit betekent dat de toegezegde volledige budgetgarantie aan de naar schatting 1.000 bewoners van Thomashuizen in de gewijzigde Rsa niet is nagekomen. Daarbij komt dat de bewoners van een vergelijkbare kleinschalige woonvoorziening, De Herbergier, die in 2012 wel beschikten over een indicatie voor zorgzwaartepakket VV door de tekst van art. 2.6.6a lid 1 onder b Rsa in 2013 wel een volledige budgetgarantie hebben behouden. Dit betekent dat vergelijkbare groepen door de gestelde eis dat de verzekerde in 2012 geïndiceerd moest zijn voor een zorgzwaartepakket VV ongelijk worden behandeld. De Raad is niet gebleken van een objectieve rechtvaardiging voor de ongelijke behandeling van bewoners van kleinschalige woonvoorzieningen, die in 2012 niet waren geïndiceerd voor een zorgzwaartepakket VV. Een materiële grond waarom de minister in de gewijzigde Rsa is teruggekomen op de toezegging ontbreekt geheel, evenals een motivering waaruit blijkt welke belangen zijn onderzocht en afgewogen die de in art. 2.6.6a lid 1 onder b Rsa neergelegde beperking van de budgetgarantie kunnen rechtvaardigen. Hieruit volgt dat deze beperking zodanig in strijd komt met het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel, dat de staatssecretaris van VWS niet in redelijkheid tot het stellen ervan heeft kunnen komen. Dit betekent dat het in art. 2.6.6a lid 1 onder b van de Rsa gestelde vereiste dat aan de verzekerde in 2012 een pgb is verleend op basis van een indicatiebesluit waaruit blijkt dat de verzekerde aangewezen was op een zorgzwaartepakket VV, onverbindend is wegens strijd met het verbod van willekeur.
Originele taal-2Dutch
Aantal pagina's7
Projectnr.ECLI:NL:CRVB:2017:2263
Geëindigd21/06/2017
AanvragerCentrale Raad van Beroep
StatusPublished - 2017

Publicatie series

NaamUitspraken Sociale Zekerheid
UitgeverijSdu
Nr.10
Volume2017
ISSN van geprinte versie1386-5439

Citeer dit