Een nieuw denkmodel voor de feitenvaststelling in beroep?

K.J. de Graaf, Y.E. Schuurmans, A. Tollenaar

OnderzoeksoutputAcademic

418 Downloads (Pure)

Samenvatting

Procedures bij de bestuursrechter zijn vaak het gevolg van een verschil van mening over de feiten waarop het bestuursorgaan het bestreden besluit heeft gebaseerd. Eiser betwist de feitenvaststelling door het bestuursorgaan of vindt dat andere feiten, die volgens hem ook van belang zijn, ten onrechte buiten beschouwing zijn gelaten. Indien zich een geschil voordoet over de feiten, rijst de vraag wie welke feiten aannemelijk moet maken en vooral: wat de rol van de bestuursrechter daarbij is. De bestuursrechter kan immers lijdelijk achterover leunen of partijen opdragen om hun stellingen met bewijs te onderbouwen. Hij kan ook ambtshalve op zoek gaan naar de materiële waarheid en een onderzoek instellen. Deze bijdrage bevat zowel een beschrijving als een beoordeling van de praktijk van feitenvaststelling door de bestuursrechter in eerste aanleg, aan de hand van het in het kader van de derde evaluatie van de Awb verrichte onderzoek daarnaar. De beoordeling van de praktijk leidt tot enkele conclusies en aanbevelingen, onder meer geïnspireerd door het civiele en het Duitse recht.
Originele taal-2Dutch
Pagina's (van-tot)3-15
Aantal pagina's13
TijdschriftJB Plus
Volume2
StatusPublished - 2007

Keywords

  • Derde evaluatie Awb.
  • Bewijslastverdeling
  • Bestuursprocesrecht
  • Bewijsrecht
  • 86.56

Citeer dit