Samenvatting
Nederlands erfrecht op onderdelen zo lek als een mand
Dit proefschrift onderzoekt een fenomeen uit het erfrecht, waarbij iemand zijn erfenis niet één keer, maar vaker kan nalaten. Van deze mogelijkheid is sinds de invoering van het ‘nieuwe erfrecht’ in 2003 honderdduizenden keren gebruikt gemaakt.
Een voorbeeld: de overledene heeft zijn erfenis nagelaten aan zijn kind. De overledene heeft geregeld dat als zijn kind overlijdt (eerste erfgenaam), de erfenis moet worden doorgegeven aan zijn kleinkind (tweede erfgenaam). Het kind kan dan niet (bij leven of via een testament) over de erfenis van de overledene beschikken. Hij kan het vermogen uit die erfenis bijvoorbeeld niet nalaten aan zijn partner.
De promovendus, die zelf uit de praktijk komt (hij is notaris), laat in het onderzoek zien dat veel vragen die in de praktijk opkomen, geen of onvoldoende aandacht hebben gekregen in het wetgevingsproces. Vele juridische procedures zijn dan ook over dit – ingewikkelde – onderwerp te verwachten tussen de ‘eerste’ en ‘tweede’ erfgenaam onderling, alsmede tussen de ‘eerste’ of ‘tweede’ erfgenaam en derden (zoals schuldeisers).
In het onderzoek wordt gekeken naar complicaties bij het opstellen van het testament en het afwikkelen van de erfenis (zowel bij het overlijden van de overledene, als bij het overlijden van de ‘eerste’ erfgenaam). Ook wordt veel ruimte gegeven aan vragen over de verhouding tussen de ‘eerste’ en ‘tweede’ erfgenaam in de (meestal lange) tijd dat de ‘eerste’ erfgenaam de erfenis onder zich heeft. Tot slot wordt de ingewikkelde situatie belicht dat de ‘eerste’ of ‘tweede’ erfgenaam in gemeenschap van goederen trouwt.
Dit proefschrift onderzoekt een fenomeen uit het erfrecht, waarbij iemand zijn erfenis niet één keer, maar vaker kan nalaten. Van deze mogelijkheid is sinds de invoering van het ‘nieuwe erfrecht’ in 2003 honderdduizenden keren gebruikt gemaakt.
Een voorbeeld: de overledene heeft zijn erfenis nagelaten aan zijn kind. De overledene heeft geregeld dat als zijn kind overlijdt (eerste erfgenaam), de erfenis moet worden doorgegeven aan zijn kleinkind (tweede erfgenaam). Het kind kan dan niet (bij leven of via een testament) over de erfenis van de overledene beschikken. Hij kan het vermogen uit die erfenis bijvoorbeeld niet nalaten aan zijn partner.
De promovendus, die zelf uit de praktijk komt (hij is notaris), laat in het onderzoek zien dat veel vragen die in de praktijk opkomen, geen of onvoldoende aandacht hebben gekregen in het wetgevingsproces. Vele juridische procedures zijn dan ook over dit – ingewikkelde – onderwerp te verwachten tussen de ‘eerste’ en ‘tweede’ erfgenaam onderling, alsmede tussen de ‘eerste’ of ‘tweede’ erfgenaam en derden (zoals schuldeisers).
In het onderzoek wordt gekeken naar complicaties bij het opstellen van het testament en het afwikkelen van de erfenis (zowel bij het overlijden van de overledene, als bij het overlijden van de ‘eerste’ erfgenaam). Ook wordt veel ruimte gegeven aan vragen over de verhouding tussen de ‘eerste’ en ‘tweede’ erfgenaam in de (meestal lange) tijd dat de ‘eerste’ erfgenaam de erfenis onder zich heeft. Tot slot wordt de ingewikkelde situatie belicht dat de ‘eerste’ of ‘tweede’ erfgenaam in gemeenschap van goederen trouwt.
Vertaalde titel van de bijdrage | The fideicommissum in the notarial practice |
---|---|
Originele taal-2 | Dutch |
Kwalificatie | Doctor of Philosophy |
Toekennende instantie |
|
Begeleider(s)/adviseur |
|
Datum van toekenning | 11-sep.-2014 |
Plaats van publicatie | [S.l.] |
Uitgever | |
Gedrukte ISBN's | 978-90-8974-965-9 |
Elektronische ISBN's | 978-94-6274-130-0 |
Status | Published - 2014 |