Kruisbestuiving tussen straf- en bestuursrecht: de ontwikkeling van de verwijtbaarheid in het bestuursrecht

Maaike Feenstra, Albertjan Tollenaar

OnderzoeksoutputAcademicpeer review

131 Downloads (Pure)

Samenvatting

Steeds vaker wordt het bestuursrecht gebruikt om punitief overheidsoptreden mogelijk te maken. Dit punitieve bestuursrecht is materieel strafrecht in een bestuursrechtelijk jasje. De sanctie wordt weliswaar door een bestuursorgaan bij besluit opgelegd, maar daarbij worden zoveel mogelijk de relevante strafrechtelijke waarborgen in acht genomen.
Dat betekent dat bestuursorganen zich bij bestuurlijke boetes onder omstandigheden moeten buigen over de mate waarin de overtreding aan de overtreder kan worden verweten. Dat blijkt voor bestuursorganen nogal eens lastig. Dat heeft er ook mee te maken dat de wetgever nauwelijks richting geeft: vaak volstaat de wetgever met een boetemaximum. Het bestuursorgaan moet vervolgens de boete afstemmen op – onder meer – de mate van verwijtbaarheid. Het gevolg is dat in de jurisprudentie regels ontstaan over deze afstemming. Een voorbeeld vormt de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 november 2014. Deze uitspraak vormt de aanleiding van ons onderzoek, omdat we aan de hand van deze uitspraak kunnen vaststellen in welke mate bestuursorganen erin slagen om op een juiste wijze de mate van verwijtbaarheid vast te stellen. De vraag die we in dit artikel willen beantwoorden is: in hoeverre is de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid door het bestuursorgaan in overeenstemming met de beoordeling door de rechter?
Originele taal-2Dutch
ArtikelnummerNTB 2017/39
Pagina's (van-tot)351-357
Aantal pagina's7
TijdschriftNederlands Tijdschrift voor Bestuursrecht
Volume2017
Nummer van het tijdschrift10
StatusPublished - 2017

Citeer dit