TY - BOOK
T1 - Landbouwkundige toekomstvoorspellingen: de Veenkoloniën in 2020 en 2050
T2 - Een onderlegger voor de ontwerpopdracht van Stichting Innovatie Veenkoloniën
AU - Strijker, Dirk
N1 - Relation: http://www.rug.nl/ursi
date_submitted:2004
Rights: University of Groningen. The Urban and Regional Studies Institute (URSI)
PY - 2003
Y1 - 2003
N2 - Het beleid van het Ministerie van VROM ten aanzien van permanente bewoning van recreatiewoningen heeft veel gemeenten tot de keuze gedwongen om te legaliseren, formeel te gedogen, of te handhaven. Een argument in de discussie is de waarde van recreatiewoningen voor toerisme en recreatie. In deze studie is dit nader onderzocht. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen commerciële en niet-commerciële recreatiewoningen. In de economische statistieken wordt voornamelijk gewerkt met gegevens van commerciële recreatieparken. Die laten zien dat de belangstelling van toeristen en recreanten voor een verblijf in deze recreatiewoningen de laatste jaren tanende is, wat een bewijs is voor een verzadigde markt. Permanente bewoning vindt hoofdzakelijk plaats in niet-commerciële recreatiewoningen. In dit rapport wordt vastgesteld naar aanleiding van een onderzoek in de drie noordelijke provincies dat de bezettingsgraad van dit type recreatiewoningen veel lager is en gemiddeld 3,4% is als uitgegaan wordt van gebruik door recreanten die niet de eigenaar zijn. Dit is het beeld dat verwacht mag worden als permanente bewoning wordt verboden. Vastgesteld wordt dat permanent bewoonde recreatiewoningen ruim 16 keer zoveel bijdragen aan de lokale economie, inclusief toeristisch-recreatieve sector, dan niet permanent bewoonde niet-commerciële recreatiewoningen. Per permanent bewoonde woning betekent dit een economische impuls tussen 15.000 en 28.000 euro, terwijl de gemiddelde niet-permanent bewoonde recreatiewoning jaarlijks tussen 900 en 1000 euro bijdraagt aan de economie van een regio.
AB - Het beleid van het Ministerie van VROM ten aanzien van permanente bewoning van recreatiewoningen heeft veel gemeenten tot de keuze gedwongen om te legaliseren, formeel te gedogen, of te handhaven. Een argument in de discussie is de waarde van recreatiewoningen voor toerisme en recreatie. In deze studie is dit nader onderzocht. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen commerciële en niet-commerciële recreatiewoningen. In de economische statistieken wordt voornamelijk gewerkt met gegevens van commerciële recreatieparken. Die laten zien dat de belangstelling van toeristen en recreanten voor een verblijf in deze recreatiewoningen de laatste jaren tanende is, wat een bewijs is voor een verzadigde markt. Permanente bewoning vindt hoofdzakelijk plaats in niet-commerciële recreatiewoningen. In dit rapport wordt vastgesteld naar aanleiding van een onderzoek in de drie noordelijke provincies dat de bezettingsgraad van dit type recreatiewoningen veel lager is en gemiddeld 3,4% is als uitgegaan wordt van gebruik door recreanten die niet de eigenaar zijn. Dit is het beeld dat verwacht mag worden als permanente bewoning wordt verboden. Vastgesteld wordt dat permanent bewoonde recreatiewoningen ruim 16 keer zoveel bijdragen aan de lokale economie, inclusief toeristisch-recreatieve sector, dan niet permanent bewoonde niet-commerciële recreatiewoningen. Per permanent bewoonde woning betekent dit een economische impuls tussen 15.000 en 28.000 euro, terwijl de gemiddelde niet-permanent bewoonde recreatiewoning jaarlijks tussen 900 en 1000 euro bijdraagt aan de economie van een regio.
M3 - Report
T3 - URSI-rapport
BT - Landbouwkundige toekomstvoorspellingen: de Veenkoloniën in 2020 en 2050
PB - Urban and Regional Studies Institute / University of Groningen
CY - Groningen
ER -