Ontwikkelingsgericht Woordenschatonderwijs: De implementatie en effecten bij Marokkaanse kleuters

M. Helms-Lorenz, J.L. de Jong-Heeringa

OnderzoeksoutputAcademic

5930 Downloads (Pure)

Samenvatting

Het doel van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) is het voorkomen en bestrijden van ‘onderwijsachterstanden’. Het VVE programma ‘Startblokken/Basisontwikkeling’ en dan met name Basisontwikkeling in groep 2 staat in dit onderzoek centraal. In de onderbouw is er aandacht voor de woordenschat. Doel daarbij is uiteraard te proberen de bestaande woordenschatverschillen tussen leerlingen met Nederlands als eerste taal (NT1) en Nederlands als tweede taal (NT2) te verkleinen. Hierbij wordt niet specifiek en in geïsoleerde lesjes woordenschat aangeboden, maar worden interesses, ervaringen en betekenissen van de leerlingen aangeboord en deze worden verbonden met de aan te leren doelwoorden. De leerkracht ontwerpt interessante en aansprekende activiteiten voor de leerlingen en verbindt hieraan de woordenschatdidactiek. Dit onderzoek diende aan te tonen of deze aanpak effectiever is voor de woordenschat- en de sociaal-emotionele ontwikkeling in vergelijking met andere methodes. Hiervoor is een empirische studie opgezet. In de OGO-groep hebben 39 leerlingen deelgenomen (23 jongens en 16 meisjes) en in de referentiegroep 46 leerlingen (19 jongens en 27 meisjes), waarvan allen van Marokkaanse afkomst. De OGO-scholen (N=5) en de referentiescholen (N=3) waren in Amsterdam gelegen en ze hadden vergelijkbare groepskenmerken (groepsgrootte, schooltype en percentage allochtone leerlingen in de klas). Het onderzoek had een quasi-experimenteel design met een voor- en een nameting. Antwoord 1 De beoordeling van de randvoorwaarden, van de activiteiten geobserveerd in de klas en van de antwoorden van de leerkrachten tijdens de interviews leidt tot de conclusie dat de leerkrachten de aanwijzingen uit de OGO-handleiding voor woordenschatontwikkeling goed uitvoeren. Op een aantal punten is er nog ruimte voor verbetering: dubbele bezetting, de halfproducten kunnen langer vooruit worden gepland. Op enkele van de onderzochte scholen hebben de leerkachten al aan het begin van het jaar alle thema’s (vooruit) gepland. Gewenst is dat er in de handleiding richtlijnen gegeven worden voor de gewenste tijdsduur van een taalactiviteit, het aantal te behandelen woorden en hoe er kan worden ingegaan op spontane reacties van de kinderen. Antwoord 2 Deze vraag kan niet zonder meer bevestigd worden. Het verschil tussen de voor- en de nameting op het onderdeel passieve woordenschat was niet significant. De kinderen in beide condities doen het even goed. Het verschil tussen de voor- en de nameting op de TAKvertelplaat was wel significant maar in het voordeel van de referentiegroep. Antwoord 3 Er is geen verschil gevonden in de beoordeling van de werkhouding van de OGO-leerkrachten en de leerkrachten van de referentiegroep. In beide condities wordt de werkhouding even goed gestimuleerd. Antwoord 4 De zoektocht naar een antwoord op de vierde vraag leidt tot de volgende conclusie: onderzoek naar een gerichte didactiek voor tweede-taalverwerving is niet voorhanden. En daarom zijn we het eens met de Haan (2004) die stelt: “Hier ligt een belangrijke uitdaging voor OGO om vanuit een oriëntatie op ontwikkeling door spel deze verwerving gericht vorm te geven.... met speciale aandacht voor leerlingen van wie de thuistaal niet het Nederlands is.”. De adviezen en bevindingen van hoofdstuk 6 kunnen gebruikt worden om een gerichte didactiek voor tweede-taalverwerving te ontwikkelen. Als basis kan de theorie van de ‘input hypothese’ van Lalleman (1986) gelden. Deze input hypothese stelt dat het taalverwervingsproces alleen vruchtbaar kan verlo-pen als het taalaanbod (input) adequaat is. Adequaat aanbod houdt in dat het taalaanbod frequent moet zijn, aangepast aan het taalvaardigheidsniveau van de leerder en dat het aanbod interessant voor hem of haar moet zijn. In de OGO-methode wordt het taalaanbod in alle activiteiten opgenomen, met andere woorden er is doorgaans aandacht voor taal. Verhallen et al. (2001) stellen dat het met name voor de leerlingen in de lagere groepen, niet zozeer gaat om de tijd die ze besteden aan verschillende taalvaardigheden maar om de tijd die wordt besteed aan het werken aan taal in niveaugroepen. Ons inziens wordt er in de OGO-handleiding wel aandacht besteed aan het werken in niveaugroepen en voor het aanbieden van interessante taalactiviteiten. De viertakt woordenschatdidactiek, ingebed in een goed geïmplementeerde OGO-methode, biedt gunstige omstandigheden voor een voor de leerling interessant aanbod. OGO staat theoretisch op en stevig fundament. De leertheorie van Vygotski (1978) biedt een uitstekende uitgangspositie voor een VVE methode. De uitwerking van de OGO-woordenschatdidactiek in de handleiding kan ons inziens verder aangescherpt worden door Kook’s advies (1994) erin te verwerken. Crosslinguale transfer kan bevorderd worden door op overeenkomsten te wijzen tussen de eerste en de tweede taal, analogieën ertussen aan te brengen, woorden te vertalen en metalinguïstische informatie te geven. Het advies van Leseman et al. (1996) om verhoudingsgewijs veel gedecontextualiseerde en cognitief complexe volwassene-kind communicatie in de klas toe te passen om de inhoudelijke kwaliteit van het taalgebruik te bevorderen, kan tot verbetering van de viertaktdidactiek leiden. De vier niveaus van Van Steensel et al. (2005) kunnen hiervoor een aanknopingspunt zijn. Van Steensel e.a. (2005) pleiten sterk voor deskundigheidsbevordering in de peuterspeelzaal. Het initiatief voor cognitief uitdagende interacties zal met name van de leidster moeten komen. Dit zou ook in de handleiding verwerkt kunnen worden. Het onderzoek van Van Kuyk et al. (1996) heeft aangetoond dat een combinatie van ontwikkelingsgerichte met extra programmagerichte stimulering (ook) bij allochtone leerlingen tot betere taalprestaties leidt. Het is mogelijk dat het OGO van nu veranderd is ten aanzien van het OGO van tien jaar geleden. Verder is de implementatie van het OGO niet beoordeeld in het onderzoek van Van Kuyk e.a. (1996). Daarom zouden we willen pleiten voor een herhalingsonderzoek waarin een implementatie-maat is opgenomen. Voor de programmatische stimulering kunnen de woordenlijsten van Bacchini e.a. (2005) en de Taallijn VVE in de OGO woordenschatdidactiek gebruikt worden.
Originele taal-2Dutch
Uitgeverijs.n.
Aantal pagina's70
ISBN van geprinte versie9066908920
StatusPublished - 2006

Citeer dit