Samenvatting
Tussen 4 en 10 september 2018 heeft het Groninger Instituut voor Archeologie een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd op een verstoord terpterrein bij Warniahuizen (Oldeboorn, Friesland). Dit gravend onderzoek volgde op de inspectie van het terrein door bureau Haska op 23 augustus, die werd uitgevoerd nadat de grondgebruiker de provincie Fryslân op de hoogte had gesteld van het feit dat hier bij agrarische werkzaamheden een tot dan toe onbekende terp was aangetroffen. Omdat het terpterrein dusdanig verstoord was geraakt door deze werkzaamheden, werd een proefsleuvenonderzoek noodzakelijk geacht om de kwetsbaar geworden archeologische informatie veilig te stellen.
Uit het onderzoek is gebleken dat de locatie twee bewoningsfasen heeft gekend. De eerste bewoning vond plaats in de Karolingische periode (ca. 750-900). Daartoe was hoogveen ontgonnen. Sporen van bewoning uit die fase betreffen oude loopvlakken, mogelijke woonlagen, een waterput en nederzettingsafval waaronder vroeg kogelpotaardewerk en importaardewerk afkomstig uit productiecentra rond Badorf, Mayen en Walberberg. Ook zijn er enkele scherven gittermuster-aardewerk aangetroffen. De bewoning startte als vlaknederzetting. Of de vlaknederzetting tijdens deze eerste bewoningsfase al veranderde in een nederzetting op een (lage) terp is onzeker. Door verstoring van sporen tijdens latere fasen bleek dat niet meer op te maken.
Mogelijk nog in de loop van de Karolingische periode werd de locatie weer verlaten. Het gebied was toen door bodemdaling - veroorzaakt door het ontwateren van het veen – ook vatbaar geworden voor overstromingen. Dit blijkt uit enkele spoellagen van klei die over de cultuurlagen uit de eerste bewoningsfase heen liggen. Het gebied veranderde nu in een klei-op-veengebied.
In de volle middeleeuwen (ca. 1050-1250) raakte de locatie opnieuw bewoond; tot deze fase behoren nu ook sporen van terplagen. Of de locatie na 1250 nog bewoond was, valt te betwijfelen. Er is namelijk geen aardewerk aangetroffen dat met zekerheid uit die periode dateert. Het is mogelijk dat dit aardewerk samen met een deel van de andere bewoningssporen door (sub)recent ploegen en andere grondwerkzaamheden is verdwenen. Enkele restanten van schone kleilaagjes boven de lagen uit deze fase wijzen erop dat er in de omgeving, nadat de locatie verlaten was, tijdens overstromingen opnieuw klei is afgezet.
Uit de Nieuwe tijd dateert de huidige bouwvoor. Deze bevat naast resten van modern afval ook enkele stukken terpaardewerk. Deze zijn zeer waarschijnlijk aangevoerd met terpaarde van afgegraven terpen uit de Friese kleigebieden. Van de aanvoer van terpaarde bericht een krantenartikel uit 1924 waarin het perceel als ‘bemodderd wei- en hooiland’ te huur wordt aangeboden.
Uit het onderzoek is gebleken dat de locatie twee bewoningsfasen heeft gekend. De eerste bewoning vond plaats in de Karolingische periode (ca. 750-900). Daartoe was hoogveen ontgonnen. Sporen van bewoning uit die fase betreffen oude loopvlakken, mogelijke woonlagen, een waterput en nederzettingsafval waaronder vroeg kogelpotaardewerk en importaardewerk afkomstig uit productiecentra rond Badorf, Mayen en Walberberg. Ook zijn er enkele scherven gittermuster-aardewerk aangetroffen. De bewoning startte als vlaknederzetting. Of de vlaknederzetting tijdens deze eerste bewoningsfase al veranderde in een nederzetting op een (lage) terp is onzeker. Door verstoring van sporen tijdens latere fasen bleek dat niet meer op te maken.
Mogelijk nog in de loop van de Karolingische periode werd de locatie weer verlaten. Het gebied was toen door bodemdaling - veroorzaakt door het ontwateren van het veen – ook vatbaar geworden voor overstromingen. Dit blijkt uit enkele spoellagen van klei die over de cultuurlagen uit de eerste bewoningsfase heen liggen. Het gebied veranderde nu in een klei-op-veengebied.
In de volle middeleeuwen (ca. 1050-1250) raakte de locatie opnieuw bewoond; tot deze fase behoren nu ook sporen van terplagen. Of de locatie na 1250 nog bewoond was, valt te betwijfelen. Er is namelijk geen aardewerk aangetroffen dat met zekerheid uit die periode dateert. Het is mogelijk dat dit aardewerk samen met een deel van de andere bewoningssporen door (sub)recent ploegen en andere grondwerkzaamheden is verdwenen. Enkele restanten van schone kleilaagjes boven de lagen uit deze fase wijzen erop dat er in de omgeving, nadat de locatie verlaten was, tijdens overstromingen opnieuw klei is afgezet.
Uit de Nieuwe tijd dateert de huidige bouwvoor. Deze bevat naast resten van modern afval ook enkele stukken terpaardewerk. Deze zijn zeer waarschijnlijk aangevoerd met terpaarde van afgegraven terpen uit de Friese kleigebieden. Van de aanvoer van terpaarde bericht een krantenartikel uit 1924 waarin het perceel als ‘bemodderd wei- en hooiland’ te huur wordt aangeboden.
Originele taal-2 | Dutch |
---|---|
Plaats van productie | Groningen |
Uitgeverij | Groninger Instituut voor Archeologie, Rijksuniversiteit Groningen |
Aantal pagina's | 84 |
Volume | 48 |
Status | Published - 2019 |
Publicatie series
Naam | Grondsporen. Opgravings- en onderzoeksrapporten van het Groninger Instituut voor Archeologie |
---|---|
Volume | 48 |