Samenvatting
Het onderzoek in dit boek gaat in op de samenhang tussen relaties met leeftijdsgenoten en de keuzes en het gedrag van jongeren en jongvolwassenen op verschillende momenten gedurende de overgang naar werk.
De resultaten laten zien dat de doelen die Jongeren binnen de klas in de omgang met leeftijdsgenoten nastreven en hun acceptatie binnen de klas significant gerelateerd zijn aan hun werkgerelateerde waarden. De resultaten laten verder zien dat werkzoekende jongeren van wie de vrienden hun eigen kansen en vaardigheden op de arbeidsmarkt positiever inschatten meer sollicitatiegedrag laten zien, vaker een baan aangeboden krijgen, en een grotere kans hebben om de overgang van school naar werk succesvol af te ronden.
Het hebben van een (eerste) baan wordt verder vaak beschouwd als een ‘keerpunt’ in de mate waarin jongeren normafwijkend of delinquent gedrag vertonen. Dit blijkt niet altijd het geval. Vooral jongeren die in de vroege adolescentie al werken en jongeren uit etnische minderheden en met een lage sociaal-economische status blijken meer delinquent gedrag te vertonen wanneer zij werken dan wanneer zij niet werken. Het blijkt ook dat afwijkend gedrag onder jongvolwassenen nog maar weinig statusvoordelen heeft. Onder jongvolwassenen wordt een hoge status binnen de klas sterker door hun affectieve relaties met klasgenoten en hun prosociaal gedrag gekenmertk dan door hun reputatie als populair of hun aggressief of normafwijkend gedrag.
Loopbaanbegeleiders en leerkrachten kunnen van de bevindingen uit deze studies profiteren door in hun begeleiding een duidelijkere nadruk op de rol van leeftijdsgenoten te leggen.
De resultaten laten zien dat de doelen die Jongeren binnen de klas in de omgang met leeftijdsgenoten nastreven en hun acceptatie binnen de klas significant gerelateerd zijn aan hun werkgerelateerde waarden. De resultaten laten verder zien dat werkzoekende jongeren van wie de vrienden hun eigen kansen en vaardigheden op de arbeidsmarkt positiever inschatten meer sollicitatiegedrag laten zien, vaker een baan aangeboden krijgen, en een grotere kans hebben om de overgang van school naar werk succesvol af te ronden.
Het hebben van een (eerste) baan wordt verder vaak beschouwd als een ‘keerpunt’ in de mate waarin jongeren normafwijkend of delinquent gedrag vertonen. Dit blijkt niet altijd het geval. Vooral jongeren die in de vroege adolescentie al werken en jongeren uit etnische minderheden en met een lage sociaal-economische status blijken meer delinquent gedrag te vertonen wanneer zij werken dan wanneer zij niet werken. Het blijkt ook dat afwijkend gedrag onder jongvolwassenen nog maar weinig statusvoordelen heeft. Onder jongvolwassenen wordt een hoge status binnen de klas sterker door hun affectieve relaties met klasgenoten en hun prosociaal gedrag gekenmertk dan door hun reputatie als populair of hun aggressief of normafwijkend gedrag.
Loopbaanbegeleiders en leerkrachten kunnen van de bevindingen uit deze studies profiteren door in hun begeleiding een duidelijkere nadruk op de rol van leeftijdsgenoten te leggen.
Originele taal-2 | English |
---|---|
Kwalificatie | Doctor of Philosophy |
Toekennende instantie |
|
Begeleider(s)/adviseur |
|
Datum van toekenning | 4-jun.-2015 |
Plaats van publicatie | [Groningen] |
Uitgever | |
Gedrukte ISBN's | 978-90-367-7872-5 |
Elektronische ISBN's | 978-90-367-7871-8 |
Status | Published - 2015 |