Samenvatting
In dit proefschrift is de onderlinge verstaanbaarheid van het Deens, Duits, Engels, Nederlands een Zweeds onderzocht en de factoren die deze onderlinge verstaanbaarheid beïnvloeden.
Wat verstaanbaarheid betreft, was van het Deens en het Zweeds al bekend dat ze in hoge mate onderling verstaanbaar zijn. Dit onderzoek bevestigt dat opnieuw. Daarnaast blijken het Nederlands en het Duits ook in relatief hoge mate onderling verstaanbaar te zijn. Dat Nederlanders het Duits goed verstaan, kan verklaard worden door het feit dat Duits als vreemde taal onderwezen wordt op Nederlandse scholen. Duitsers leren echter geen Nederlands op school. Het feit dat zij het Nederlands relatief goed verstaan, ligt aan de nauwe linguïstische verwantschap tussen beide talen. Engels wordt het beste verstaan door sprekers van de andere talen. Dit is logisch, gezien Engels de eerste vreemde taal is op het schoolcurriculum in alle betrokken landen. Sprekers van het Engels verstaan de andere talen het minst goed. Dit kan uitgelegd worden door het feit dat de overige Germaanse talen (behalve Duits) niet onderwezen worden in het middelbaar onderwijs in Groot-Brittannië en het feit dat Engels door invloeden van o.a. het Frans verschilt van de overige Germaanse talen. Tot slot zijn Deens en Zweeds aan de ene kant en Duits en Nederlands aan de andere kant slechts in geringe mate onderling verstaanbaar in gesproken taal en in hogere mate in geschreven taal.
Wat voorspellende factoren voor de onderlinge verstaanbaarheid van Germaanse talen betreft, is blootstelling aan een taal de belangrijkste extra-linguïstische factor. Lexicale afstand is de belangrijkste linguïstische factor. Daarnaast spelen orthografische, fonologische en syntactische afstanden een rol.
Wat verstaanbaarheid betreft, was van het Deens en het Zweeds al bekend dat ze in hoge mate onderling verstaanbaar zijn. Dit onderzoek bevestigt dat opnieuw. Daarnaast blijken het Nederlands en het Duits ook in relatief hoge mate onderling verstaanbaar te zijn. Dat Nederlanders het Duits goed verstaan, kan verklaard worden door het feit dat Duits als vreemde taal onderwezen wordt op Nederlandse scholen. Duitsers leren echter geen Nederlands op school. Het feit dat zij het Nederlands relatief goed verstaan, ligt aan de nauwe linguïstische verwantschap tussen beide talen. Engels wordt het beste verstaan door sprekers van de andere talen. Dit is logisch, gezien Engels de eerste vreemde taal is op het schoolcurriculum in alle betrokken landen. Sprekers van het Engels verstaan de andere talen het minst goed. Dit kan uitgelegd worden door het feit dat de overige Germaanse talen (behalve Duits) niet onderwezen worden in het middelbaar onderwijs in Groot-Brittannië en het feit dat Engels door invloeden van o.a. het Frans verschilt van de overige Germaanse talen. Tot slot zijn Deens en Zweeds aan de ene kant en Duits en Nederlands aan de andere kant slechts in geringe mate onderling verstaanbaar in gesproken taal en in hogere mate in geschreven taal.
Wat voorspellende factoren voor de onderlinge verstaanbaarheid van Germaanse talen betreft, is blootstelling aan een taal de belangrijkste extra-linguïstische factor. Lexicale afstand is de belangrijkste linguïstische factor. Daarnaast spelen orthografische, fonologische en syntactische afstanden een rol.
Originele taal-2 | English |
---|---|
Kwalificatie | Doctor of Philosophy |
Toekennende instantie |
|
Begeleider(s)/adviseur |
|
Datum van toekenning | 3-mrt.-2016 |
Plaats van publicatie | [Groningen] |
Uitgever | |
Gedrukte ISBN's | 978-90-367-8591-4 |
Elektronische ISBN's | 978-90-367-8590-7 |
Status | Published - 2016 |