Ruimte: De noordelijke regio en het cultuurbeleid

    OnderzoeksoutputProfessional

    Samenvatting

    Het Ministerie van OCW wil het landelijke cultuurbeleid beter laten aansluiten op de lokale en regionale context, en het beleid meer in gezamenlijkheid met de regio’s vormgeven. Het Ministerie beantwoordt daarmee een oproep van decentrale overheden en de sector. Een eerste stap in dat proces is het opstellen van regionale profielen, die deel zullen uitmaken van de gezamenlijke adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur voor de periode 2021-2024. Deze profielen zullen door regionale overheden in samenspraak met de culturele sector worden opgesteld.

    De ontwikkeling van een cultuurbeleid met grotere regionale inbreng vereist een benadering die een gevoelig onderwerp niet uit de weg gaat: de verhouding tussen de Randstad en de regio. Het vooruitzicht van een cultuurbeleid dat een nieuwe relatie aangaat met de regio, en het besef dat die relatie complex kan zijn, waren aanleiding om te onderzoeken hoe cultureel leiders en beleidsmakers in het Noorden staan tegenover de komende beleidswijziging. Dit onderzoek brengt niet een concrete situatie in kaart, er is immers nog geen nieuw cultuurbeleid. Het doel van het onderzoek is te achterhalen hoe respondenten tegenover het idee staan, met welke verwachtingen en reserves zij het gesprek tegemoet treden. Drie inhoudelijke thema’s werden aan de orde gesteld, namelijk wat men verstaat onder Noordelijke culturele identiteit, hoe men denkt over het evalueren van de kwaliteit van kunst en cultuur, en hoe men de relatie tussen cultureel leiders en regionale beleidsmakers op dit moment ervaart en in de toekomst zou willen organiseren. De visie achter dit onderzoek is dat voor het realiseren van een betere afstemming tussen overheden en sector het geen kwaad kan als gesprekspartners van elkaar weten hoe zij deze thema’s zien.

    In 2017 werden eenendertig semi-gestructureerde interviews afgenomen met beleidsmakers (gemeentelijke en provinciale ambtenaren en politici) en cultureel leiders in Fryslân, Groningen en Drenthe. De onderzoekers hebben de uitspraken van respondenten gecategoriseerd en voorzien van theoretische of historische context. Alle concrete ‘aanknopingspunten voor thematische samenwerking’ die OCW in een pamflet nog eens apart onder de aandacht brengt, namelijk cultuureducatie, cultuurparticipatie, internationalisering, vernieuwing van aanbod, genres en werkwijze, talentontwikkeling en de leefomgeving (OCW 2018), kwamen in de interviews aan bod.

    Regionale culturele identiteit
    Het begrip identiteit wordt door de respondenten in verband gebracht met fysieke en mentale ruimte voor het experiment, en met een kritisch en sterk inhoudelijk geïnteresseerd publiek. Men karakteriseert de regio met begrippen als tolerantie, onderlinge steun en samenwerking, maatschappelijke relevantie en korte lijnen met overheden, kortom een kritisch en zelfbewust regionaal cultureel klimaat. De rol van BIS instellingen in de regio en de regionale spreidingsverplichting zijn onderwerpen van discussie.

    Kwaliteit
    Respondenten verwijzen naar het belang van andere mogelijke kwaliteitsoordelen dan het dominante criterium van artistieke kwaliteit. Vooral de maatschappelijke aansluiting van kunst en cultuur zou meer gewaardeerd moeten worden. Maatschappelijke aansluiting is echter wat anders dan instrumentalisering van het culturele aanbod, die volgens respondenten dreigt wanneer de verantwoordelijkheid voor de evaluatie van cultuur teveel zou liggen op het lokale of regionale bestuursniveau.

    Arrangement
    Respondenten pleiten niet voor een volledig geregionaliseerd bestuursarrangement voor het cultuurbeleid van de toekomst. Wel zien respondenten het belang van vroeg betrokken te worden bij het beleidsbepalende proces, met voorrang voor regionaal geprioriteerd aanbod en een matchende werking van landelijk aanbod in flexibeler financierings- en spreidingsconstructies. Men pleit voor meer maatwerk voor instellingen, in een regionaal perspectief maar onder regie van de nationale overheid. Deze combinatie van zowel het vertrouwen in de culturele autonomisering van de regio als het vertrouwen in centrale regie bepaalt de contouren van het bestuurlijk arrangement.

    De voorzichtige en gereserveerde houding van respondenten over de relatie tussen Randstad en Noordelijke regio op het gebied van de (herijking van de) kwaliteitsdiscussie en het te ontwikkelen arrangement kan onzes inziens het gesprek over regionalisering van cultuurbeleid negatief beïnvloeden, als hij niet bespreekbaar wordt gemaakt.

    Instrumentalisering en compartimentalisering van cultuurbeleid
    Welk arrangement ook wordt gekozen, of het werkt hangt af van de inhoud van het beleid. Er is – ook internationaal – grote zorg over de toenemende instrumentalisering van beleid. Wanneer cultuurbeleid, ook in een meer regionaal georiënteerde vorm, niet bijdraagt aan de ontwikkeling van culturele waarden in een regio dan is het beleid de facto overbodig. Ook om die reden hechten respondenten aan een rol voor het landelijke beleidsniveau. Het ligt voor de hand te suggereren dat de culturele sector in een geregionaliseerde structuur inhoudelijk autonoom is en niet [‘bewegingsruimte’ is misschien een onhandig beeld in dit verband] beperkt wordt door complexe arrangementen waarmee cultuur wordt geïnstrumentaliseerd. De regionale positie van cultuur zou niet een apart compartiment of specifieke regeling binnen het landelijke bestel moeten zijn.

    Logica van het noorden als stedelijke culturele regio
    Hoewel men het Noorden niet als één eenvormige regio definiteert is er logica het Noorden als stedelijke cultuurregio aan te merken. Op de schaal van het Noorden noemt men de infrastructuur ‘compleet’ maar ook ‘ijl’. De schaal is ook een juiste om gezamenlijke problemen als talentontwikkeling op te lossen en daarbij zijn de relatief grote afstanden in de noordelijke regio zelfs een voordeel: men is minder concurrent en eerder collega van elkaar. Wel is het voor Zuid-Oost Drenthe logischer om ook naar de stedelijke cultuurregio Zwolle te kijken.

    Voorbij tegenstellingen
    Regionale culturele identiteit bestaat niet pas in relatie tot de Randstad of andere Nederlandse en Europese regio’s, ook al zijn dat concrete contexten waartoe respondenten uit de Noordelijke regio zich actief verhouden. Opmerkingen van respondenten in dit onderzoek kunnen worden begrepen als een poging om de discussie over Randstedelijke en regionale cultuur minder te voeren in termen van verschillen. In de beschrijving die zij zelf van de identiteit van de regio geven vervallen zij echter regelmatig in het maken van vergelijkingen met de Randstad.

    Respondenten hebben last van de dominantie van beoordeling op artistieke kwaliteit, en verbinden dat aan de dominantie van het culturele centrum in de Randstad in het bepalen van de organisatie van de Nederlandse cultuur. Het niet behoren tot (of zichzelf excluderen van) een gecanoniseerde cultuur kan leiden tot een ervaring van ‘culturele marginaliteit’. Onder de voorstellen die respondenten doen ligt een wens om de discussie naar een door regionale profielen geïnformeerd beleid te onderbouwen met begrip van de specifieke gevoelde functie van cultuur en verhouding tussen artistieke en instrumentele waarden.

    Dr. Johan Kolsteeg
    Dr. Quirijn Lennert van den Hoogen
    Vertaalde titel van de bijdrageSpace: The northern region and cultural policy
    Originele taal-2Dutch
    Plaats van productieGroningen
    UitgeverijRijksuniversiteit Groningen
    Aantal pagina's57
    StatusPublished - 31-aug.-2018

    Vingerafdruk

    Duik in de onderzoeksthema's van 'Ruimte: De noordelijke regio en het cultuurbeleid'. Samen vormen ze een unieke vingerafdruk.

    Citeer dit